Gepubliceerd op dinsdag 4 oktober 2016
IT 2148
Rechtbank ||
20 sep 2016
Rechtbank 20 sep 2016, IT 2148; ECLI:NL:RBOBR:2016:5172 (Omron Europe B.V. tegen Ondernemingsraad van Omron Europe B.V.), https://www.itenrecht.nl/artikelen/camera-s-ter-voorkoming-diefstal-op-werk-levert-geen-strijd-op-met-bescherming-persoonlijke-levenssf

Camera’s ter voorkoming diefstal op werk levert geen strijd op met bescherming persoonlijke levenssfeer

Rechtbank Oost-Brabant 20 september 2016, IT 2148; ECLI:NL:RBOBR:2016:5172 (Omron Europe B.V. tegen Ondernemingsraad van Omron Europe B.V.) Privacy. Omron wil camera’s gebruiken om diefstal op de werkvloer tegen te gaan en vraagt de rechter vervangende toestemming voor het gebruik deze camera’s, nu de ondernemingsraad van Omron hier geen toestemming voor wil verlenen. De kantonrechter is van oordeel dat Omron voldoende heeft onderbouwd dat de camerabeveiliging noodzakelijk is voor de behartiging van haar gerechtvaardigde belang om haar bedrijfseigendommen te beschermen en diefstal daarvan te voorkomen, dat de voorgenomen camerabeveiliging in verhouding tot deze doeleinden geen onevenredige inbreuk maakt op de belangen van de werknemers (waaronder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer). De doeleinden kunnen niet op een andere wijze worden verwezenlijkt die minder nadelig voor de werknemers is. De kantonrechter verleent daarom toestemming.

3.10. Het gaat om camerabeveiliging die beperkt is tot het maken van opnames van de productielijn van de IPC’s door middel van twee vaste camera’s, welke op een hoogte van 3,5 á 4 meter in het deel van de productiehal hangen waar zich de betreffende productielijn en de kast waarin de onderhavige componenten worden bewaard, bevinden, en die vast gericht zijn op de productielijn en de kast. De camera’s zijn voor een ieder zichtbaar. En de aanwezigheid van de camerabeveiliging op de werkvloer wordt duidelijk leesbaar en zichtbaar voor iedereen aangegeven met behulp van borden.
Het gebruik van camerabeveiliging is slechts bedoeld om diefstal te voorkomen en zo nodig te registreren. Omron zal de camerabeelden - conform de Beleidsregels - niet voor andere doeleinden gebruiken. Voorts zal Omron de camerabeelden – conform de bewaartermijn van artikel 2.9 van de Beleidsregels juncto artikel 38 lid 6 Vrijstellingsbesluit Wbp – maximaal vier weken bewaren en indien er in die periode geen incident heeft plaatsgevonden met betrekking tot de componenten, zullen de camerabeelden over die periode worden verwijderd. Als er wel een zodanig incident heeft plaatsgevonden en dit is opgenomen, zal Omron de opname bewaren tot het incident is opgelost. En Omron bekijkt de camerabeelden alleen in geval van een incident.
Het maken van de cameraopnames en het eventuele gebruik van de camerabeelden is aldus strikt toegesneden op het doel, namelijk het beschermen van bedrijfseigendommen en de preventie van diefstal. En de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemers is aldus beperkt. De kantonrechter is van oordeel dat Omron voldoende heeft onderbouwd dat de voorgenomen camerabeveiliging noodzakelijk is voor de behartiging van haar gerechtvaardigde belang om haar bedrijfseigendommen te beschermen en diefstal daarvan te voorkomen, dat de voorgenomen camerabeveiliging, onder de voormelde omstandigheden en beperkingen, in verhouding tot deze doeleinden geen onevenredige inbreuk maakt op de belangen van de werknemers (waaronder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer) en dat de doeleinden niet op een andere wijze kunnen worden verwezenlijkt die minder nadelig voor de werknemers is. Aldus wordt voldaan aan de eisen van artikel 8, aanhef en sub f, Wbp.

3.11. De kantonrechter concludeert dat het voorgenomen besluit van Omron om camerabeveiliging in te zetten op de wijze zoals weergegeven, wordt gevergd door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische en bedrijfssociale redenen, en dat er daarom grond is voor het verlenen van de verzochte vervangende toestemming.