Gepubliceerd op woensdag 7 juni 2017
IT 2295
Hof ||
23 mei 2017
Hof 23 mei 2017, IT 2295; ECLI:NL:GHARL:2017:4391 (X tegen Flexper), https://www.itenrecht.nl/artikelen/geen-verzuim-flexper-want-fatale-termijn-op-grond-van-artikel-6-83-bw-of-r-b-is-niet-ingetreden

Geen verzuim Flexper want fatale termijn op grond van artikel 6:83 BW of r&b is niet ingetreden

Hof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2017, IT 2295; ECLI:NL:GHARL:2017:4391 (X tegen Flexper) Geen fatale termijn overeengekomen. Partijen een overeenkomst voor internet en vormgeving prestaties gesloten. Flexper heeft zich verplicht tot het ontwikkelen, onderhouden en hosten van een mobiele website/shop, het leveren van een tablet PC en het maken van een fotografische rapportage. Appellante verplicht zich tot een maandelijkse betaling. Centraal staat de vraag op Flexper in haar verplichtingen is tekortgeschoten. Artikel 6:83 BW is niet limitatief bedoeld, redelijkheid en billijkheid brengen in de gegeven omstandigheden niet mee dat verzuim ook zonder ingebrekestelling is ingetreden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

4.6 Het hof overweegt dat zelfs indien [appellante] wordt gevolgd in haar stelling dat de woorden "Live Jan. 2014" betrekking hebben op het "in de lucht gaan van de website" dit haar niet kan baten. Daartoe overweegt het hof als volgt.
    4.7 Het hof stelt voorop dat een fatale termijn in de zin van artikel 6:83 aanhef sub a BW tussen partijen moet zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid moet voortvloeien uit de aard van de overeenkomst in verband met de omstandigheden van het geval (zie Hoge Raad 4 oktober 2002, LJN: AE4358, NJ 2003, 257). Het automatisch intreden van het verzuim brengt mee dat het fatale tijdstip eenduidig dient te zijn. Alleen al om deze reden kunnen naar het oordeel van het hof de woorden "Live Jan. 2014" niet een voldoende eenduidige fatale termijn opleveren.
    4.8 Daarnaast heeft [appellante] geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst eind oktober 2013 1 januari 2014 als fatale termijn voor oplevering van de website hebben afgesproken. Dat partijen dit hebben afgesproken is door Flexper onderbouwd weersproken. De stellingen van [appellante] op dit punt zijn ook niet eenduidig. In de toelichting op de grief noemt zij eerst 1 januari 2014 en later "in jan 2014". Daarbij komt dat een fatale termijn, zoals Flexper terecht opmerkt, niet is te rijmen met artikel 3.5 van de overeenkomst waarin is bepaald dat de ontwikkeling en ingebruikstelling van de website afhankelijk is van de informatie die door [appellante] dient te worden aangeleverd. Uit het gedrag van [appellante] leidt het hof verder af dat ook zij 1 januari 2014 niet als fatale datum heeft geïnterpreteerd. Zij heeft Flexper immers nadien nog in de gelegenheid gesteld de website gereed te maken zonder daarbij aan de orde te stellen dat sprake was van verzuim van Flexper als gevolg van het feit dat de website op 1 januari 2014 nog niet in de lucht was.
    4.9 Uit dit alles volgt dat niet kan worden aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat de website op 1 januari 2014 gereed diende te zijn. Gelet op de zeer summiere niet eenduidige stellingen van [appellante] die door Flexper ook nog eens onderbouwd zijn bestreden, is het hof van oordeel dat [appellante] op dit punt niet aan haar stelplicht heeft voldaan. [appellante] zal daarom niet tot bewijslevering worden toegelaten. Grief II faalt.