DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 17 september 2010
IT 54
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Herstel gebreken nog mogelijk: geen verzuim

Rechtbank Amsterdam, 10 maart 2010 (Waterdrinker/SAP), 428190 / HA ZA 09-1563 (LJN: BM3882). Geen blijvende onmogelijkheid van nakoming omdat gebreken mogelijk nog hersteld kunnen worden. Het ter discussie stellen van de vaste prijsafspraak staat niet gelijk aan een mededeling dat leverancier niet zal nakomen, omdat er wellicht sprake is van meerwerk. Ingebrekestelling is niet specifiek genoeg. SAP is niet in verzuim. Met dank aan Hans Jansen en Fehmi Kemal Kutluer, Vondst Advocaten.

De belangrijkste overwegingen:

"4.6. Waterdrinker stelt dat sprake is van een blijvende (de rechtbank begrijpt) onmogelijkheid van nakoming aan de kant van SAP. De rechtbank verwerpt deze stelling. Ook indien met Waterdrinker zou worden aangenomen dat het Systeem ondeugdelijk is, heeft Waterdrinker onvoldoende onderbouwd dat de tekortkoming van blijvende aard is. Waterdrinker stelt dat zij zich na het uitvoeren van de testen (ernstige) zorgen maakte of het Systeem er wel kon komen. Dit betekent evenwel nog niet dat nakoming in geen geval meer mogelijk was. Dit beeld wordt bevestigd door de brief van Waterdrinker van 4 november 2008 (zie 2.14). Daarin wordt uitgedrukt dat de geconstateerde tekortkomingen mogelijk nog te verhelpen (en dus kennelijk niet van blijvende aard) zijn, maar dat Waterdrinker wegens een gebrek aan vertrouwen kiest voor beëindiging van het Project. Nu de stelling dat sprake is van een blijvende onmogelijkheid van nakoming geen doel treft, is het bestaan van verzuim aan de kant van SAP een vereiste voor toewijzing van de vordering van Waterdrinker.

4.7. Ingevolge artikel 6:82 lid 1 BW treedt verzuim in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.

4.8. Waterdrinker stelt dat SAP van rechtswege in verzuim is geraakt doordat zij in mei/juni 2008, in de bewoordingen van Waterdrinker, is weggelopen van haar verplichtingen ten aanzien van de overeengekomen vaste prijs en haar eindverantwoordelijkheid voor het Project.

4.9. De rechtbank begrijpt deze stelling als een beroep op artikel 6:83 sub c BW. Op grond van deze bepaling treedt verzuim in zonder ingebrekestelling wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten.

4.10. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist is dat SAP, ook bij de derde poging tot het ontwikkelen van het Systeem, gebonden was aan de Vaststellingsovereenkomst. SAP was derhalve gehouden om het Systeem tegen een vaste prijs van EUR 850.000,00 op te leveren, waarbij de onderhoudskosten in de eerste vijf jaar niet meer dan EUR 20.000,00 per jaar zouden mogen bedragen. Ook droeg SAP op grond van de Vaststellingsovereenkomst de eindverantwoordelijkheid voor het Project. Dat, zoals SAP aanvoert, ook op Waterdrinker bepaalde verantwoordelijkheden en verplichtingen rustten met betrekking tot het ontwikkelen van het Systeem, doet daaraan niet af. Waterdrinker kan derhalve worden gevolgd in haar stelling dat SAP gehouden was om het Systeem tegen een vaste prijs te ontwikkelen, te leveren en te implementeren en dat SAP de eindverantwoordelijkheid droeg voor het Project.

4.11. Vervolgens dient te worden getoetst of Waterdrinker uit enige mededeling(en) van SAP heeft mogen afleiden dat SAP in de nakoming van haar verplichtingen tekort zou schieten. Daarbij geldt als ijkmoment het moment van de omzettingsverklaring, te weten 24 februari 2009, omdat de omzetting zonder verzuim niet rechtsgeldig is, zoals hiervoor onder 4.3 t/m 4.5 is overwogen.

4.12. Waterdrinker baseert haar stelling dat SAP niet langer wilde voldoen aan haar verplichtingen omtrent de vaste prijs en de eindverantwoordelijkheid voor het Project op de uitlating van SAP op 20 mei 2008 dat er na 1 september 2008 geen budget meer zou zijn voor het Project aan de zijde van SAP (zie 2.8).

4.13. SAP voert hieromtrent aan dat reeds op 20 mei 2008, alsook daarna, tussen SAP en Waterdrinker is besproken dat niet zozeer de datum van 1 september 2008 een beperkende factor was ten aanzien van het budget, maar veeleer de overeengekomen activiteiten. SAP voert aan dat de omvang van het Systeem steeds op verzoek van Waterdrinker moest worden aangepast/uitgebreid. Voorts was volgens SAP een probleem dat SAP-consultants werkzaamheden uitvoerden die eigenlijk door medewerkers van Waterdrinker dienden te worden uitgevoerd. SAP voert aan dat zij nog steeds bereid was om het Project tegen de overeengekomen vast prijs af te maken, maar dat mede naar aanleiding van de testresultaten afspraken gemaakt moesten worden over meerwerk als gevolg van nieuwe eisen van Waterdrinker. SAP voert ten slotte aan dat zij haar eerdere standpunt met betrekking tot het budget op 18 juni 2008 expliciet heeft laten varen, door te kiezen voor een scenario waarbij een onderzoek zou worden ingesteld naar een vervolg van de derde poging, met eindigheid (zie 2.9). Dit betekent, aldus SAP, dat geen sprake meer was van een situatie waarin SAP alleen nog op basis van tijd en materiaal wilde werken.

4.14. Uit voornoemde stellingen van SAP, die niet, althans niet afdoende zijn weersproken door Waterdrinker, volgt dat de mededeling van SAP dat na 1 september 2008 geen budget meer beschikbaar zou zijn, moet worden gerelativeerd, in die zin dat partijen na het uitvoeren van de testen zouden bekijken of, en zo ja onder welke voorwaarden het Project zou worden voortgezet. Hier komt bij dat SAP in oktober en november 2008 bij herhaling heeft verklaard dat zij nog steeds bereid was haar verplichtingen na te komen. De rechtbank is van oordeel dat, gezien voornoemde omstandigheden, Waterdrinker niet uit de mededeling van SAP van 20 mei 2008 omtrent het budget heeft mogen afleiden dat SAP in de nakoming van haar verplichtingen tekort zou schieten. Het beroep van Waterdrinker op artikel 6:83 sub c BW faalt derhalve.

4.15. Waterdrinker stelt subsidiair dat zij SAP door haar brief van 4 november 2008 (zie 2.13) in gebreke heeft gesteld.

4.16. Deze stelling van Waterdrinker stuit, zoals SAP terecht aanvoert, reeds af op het feit dat het betrokken gedeelte van deze brief niet zozeer betrekking heeft op de door SAP te leveren prestatie, te weten het ontwikkelen, leveren en implementeren van een deugdelijk computersysteem, maar op de voorwaarden waaronder die prestatie moet worden geleverd (zoals bijvoorbeeld de vaste prijs). Waterdrinker vraagt in haar brief slechts dat SAP een in zeer algemene bewoordingen gestelde toezegging tot nakoming doet. Gegeven het stadium van Project, waarin Waterdrinker is overgegaan tot het testen van het Systeem op onderdelen nadat partijen zich gedurende jaren hebben beziggehouden met de ontwikkeling van het Systeem, had het op de weg van Waterdrinker gelegen om SAP inzicht te geven in de door haar geconstateerde tekortkomingen, teneinde SAP, overeenkomstig het doel van een ingebrekestelling, een laatste gelegenheid te bieden om alsnog een deugdelijk computersysteem te leveren. Dit geldt temeer nu SAP om inzage in de testresultaten had gevraagd en Waterdrinker dus moet hebben geweten dat het voor SAP niet duidelijk was waarin de gebreken precies waren gelegen. De brief van Waterdrinker van 4 november 2008 voldoet dan ook niet aan de eisen die in het onderhavige geval aan een ingebrekestelling mogen worden gesteld."

Lees de uitspraak hier.