Gepubliceerd op woensdag 31 mei 2017
IT 2293
Rechtbank ||
26 apr 2017
Rechtbank 26 apr 2017, IT 2293; ECLI:NL:RBDHA:2017:4252 (Entropia tegen KPN), https://www.itenrecht.nl/artikelen/kpn-mag-opschorten-met-beroep-op-artikel-6-80-lid-1-sub-c-bw

Uitspraak ingezonden door Jeroen Naves, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V.

KPN mag opschorten met beroep op artikel 6:80 lid 1 sub c BW

Rechtbank Den Haag 26 april 2017, IT 2293; ECLI:NL:RBDHA:2017:4252 (Entropia tegen KPN) Zie ook de vonnissen ECLI:NL:RBDHA:2017:4250, ECLI:NL:RBDHA:2017:4253 en ECLI:NL:RBDHA:2017:4254. Citaat uit vonnis ECLI:NL:RBDHA:2017:4252. Entropia houdt zich onder andere bezig met de exploitatie van een TETRA radiocommunicatienetwerk. KPN en GVB hebben een overeenkomst gesloten met Entropia ter zake de levering, installatie en het onderheid van MOBNEXT. Met de opschorting door TetraNed had KPN vanaf dat moment goede gronden om te vrezen dat Entropia haar verplichtingen op grond van de Overeenkomst GVB niet zou kunnen nakomen omdat zij niet meer op de ondersteuning van TetraNed zou kunnen rekenen. De in de brief verwoorde weigering van Entropia maakt dat de gevolgen van haar niet-nakoming op grond van artikel 6:80 lid 1 aanhef en onder c BW reeds waren ingetreden voordat de vorderingen van KPN op grond van de Overeenkomst GVB opeisbaar werden. KPN was gerechtigd om de Overeenkomst GVB op de voet van artikel 6:265 lid 1 BW te ontbinden.

4.5. Met die opschorting door TetraNed had KPN vanaf dat moment goede gronden om te vrezen dat Entropia haar verplichtingen op grond van de Overeenkomst GVB niet zou kunnen nakomen omdat zij niet meer op de ondersteuning van TetraNed zou kunnen rekenen. Entropia heeft ook niet bestreden dat zij als gevolg van de opschorting door Entropia de overeengekomen service levels niet langer kon garanderen en dat er een eigendomsvoorbehoud van Entropia rustte op de zenders die onderdeel uitmaakten van het Tetranetwerk. KPN heeft vervolgens bij brief van 4 juni 2015 aan Entropia gevraagd om binnen veertien dagen te bevestigen dat zij haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst GVB zou nakomen. De in de brief van 12 juni 2015 verwoorde weigering van Entropia maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de gevolgen van haar niet-nakoming op grond van artikel 6:80 lid 1 aanhef en onder c BW reeds waren ingetreden voordat de vorderingen van KPN op grond van de Overeenkomst GVB opeisbaar werden. Als gevolg daarvan was KPN gerechtigd om bij brief van 25 juni 2015 de Overeenkomst GVB op de voet van artikel 6:265 lid 1 BW te ontbinden.
    4.6. De rechtbank volgt Entropia niet in haar stelling dat KPN zelf eerder, met de brieven van 21 april 2015 en 8 mei 2015, nakoming had geweigerd, daardoor op grond van artikel 6:83 sub c BW van rechtswege in verzuim verkeerde en de Overeenkomst GVB daarom niet mocht ontbinden. Entropia miskent daarmee dat artikel 6:83 BW voor het intreden van verzuim zonder ingebrekestelling vereist dat sprake is van een opeisbare verbintenis. Als onweersproken staat echter vast dat daarvan op het moment van ontbinding nog geen sprake was, zodat niet valt in te zien hoe KPN toen in verzuim kon verkeren.