Gepubliceerd op woensdag 5 oktober 2016
IT 2149
Rechtbank ||
21 sep 2016
Rechtbank 21 sep 2016, IT 2149; ECLI:NL:RBAMS:2016:5976 (X tegen gemeente Amsterdam), https://www.itenrecht.nl/artikelen/oordeel-van-hof-wordt-gevolgd-kentekenparkeren-niet-in-strijd-is-met-wbp-of-evrm

Oordeel van hof wordt gevolgd: kentekenparkeren niet in strijd is met Wbp of EVRM

Rechtbank Amsterdam 21-09-2016, IT 2149; ECLI:NL:RBAMS:2016:5976 (X tegen gemeente Amsterdam) Privacy. De Gemeente is niet gehouden om het handhaven van parkeerbelasting door gebruikmaking van het systeem van kentekenparkeren aan te passen. Er is geen sprake van onrechtmatige inbreuk op het recht op privacy; met de door de Gemeente gehanteerde waarborgen kan het invoeren van het kenteken noodzakelijk worden beschouwd voor het gediende doel. Het oordeel van het Gerechtshof van 7 januari 2016 wordt gevolgd. Ook het elektronisch betalen maakt geen onrechtmatige inbreuk op het recht op privacy. Uit bestuursrechtuitspraken volgt niet dat kentekenparkeren in strijd is met artikel 20 Awr. Voorzieningen geweigerd.

4.7. Het Hof komt tot de conclusie dat het door de heffingsambtenaar toegepaste systeem van kentekenparkeren niet in strijd komt met het EVRM dan wel de Wbp. De voorzieningenrechter maakt dit oordeel tot het hare. Uit de overwegingen van het Hof kan worden opgemaakt dat het kentekenparkeren niet in strijd is met het pertinentiecriterium en het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Nu het Hof heeft geoordeeld dat het volledige door de Gemeente gehanteerde systeem van het kentekenparkeren met voldoende waarborgen is bekleed en daardoor geen onrechtmatige inbreuk op de privacy maakt, moet in aansluiting daarop worden geoordeeld dat het bewaren van de gegevens gedurende dertien weken evenmin een onrechtmatige inbreuk op de privacy maakt. Zoals de Gemeente ter zitting heeft toegelicht worden de gegevens alleen dertien weken bewaard indien niet gebleken is dat iemand parkeerbelasting heeft betaald en met het doel om te beschikken over deze gegevens indien er bezwaar of beroep tegen een naheffingsaanslag wordt ingesteld. Dat er verder, zoals [eiser] stelt, onvoldoende controle is op de door de Gemeente ingeschakelde derde op de gegevensverwerking, is niet aannemelijk geworden. Met het systeem van het versleutelen van de kentekengegevens en de toelichting van de Gemeente dat er overeenkomsten worden gesloten met uitvoerende derden over het waarborgen van de privacy, is voorshands niet aannemelijk dat er sprake is van onrechtmatige gegevensverwerking. Verder heeft [eiser] nog betoogd dat er met het invoeren van het kenteken in feite een onrechtmatige identificatieplicht is ontstaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een identificatieplicht, aangezien het invoeren van het kenteken als doel heeft de heffing van parkeerbelasting en niet de identificatie van burgers. Het betoog van [eiser] dat het op grond van artikel 18 EVRM een lokale overheid slechts is toegestaan een mensenrecht te beperken als haar bevoegdheid daartoe in een door de nationale overheid gemaakte wet is gecreëerd, heeft hij onvoldoende onderbouwd. Voor zover hij heeft willen aanvoeren dat de Wbp niet specifiek genoeg is, gaat dat betoog niet op. Het EVRM vereist niet dat de wettelijke bevoegdheid moet worden gecreëerd in een specifieke regeling.