DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 18 april 2018
IT 2538

Wet bescherming bedrijfsgeheimen met amendement over toepassen van redelijke en evenredige gerechtskosten aangenomen

Met aanname van amendement 9, 10 en 13(gewijzigd), wordt het voorstel van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen aangenomen. De amendementen omvatten uitbreiding van de mogelijkheden voor proceskostenveroordeling [nr. 9], uitbreiden van bescherming voor bedrijfsgeheimen [nr. 10] en een expliciete verwijzing naar Wet Huis voor klokkenluiders voor invulling algemeen belang [34 821, nr. 13]. Na het voorgestelde artikel 1019id wordt een artikel toegevoegd, luidende: Artikel 1019ie Rv

Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, kan de rechter de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordelen in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

Toelichting

Het wetsvoorstel maakt slechts een proceskostenveroordeling volgens het liquidatietarief mogelijk. Dit is lager dan de gebruikelijke proceskostenveroordeling in het intellectuele eigendomsrecht. Dit lage tarief is naar de mening van de indiener ongewenst, omdat het gevolg kan zijn dat degene die in een procedure over bedrijfsgeheimen in het gelijk wordt gesteld alsnog met hoge proceskosten blijft zitten. Deze kunnen immers niet van de verliezende partij worden gevorderd.

Daarom stelt de indiener voor een rechtvaardiger proceskostenveroordeling mogelijk te maken. Het amendement zorgt ervoor dat de verliezende partij desgevorderd wel kan worden veroordeeld in de kosten die de winnende partij heeft moeten maken. Uiteraard is dit alleen het geval voor zover de gemaakte gerechtskosten redelijk en evenredig zijn. Bovendien zal de rechtbank niet tot een hoge proceskostenveroordeling overgaan als de billijkheid zich daartegen verzet.

De voorgestelde proceskostenveroordeling lijkt op degene die wordt gebruikt bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten op grond van artikel 1019h Rv. Het enige verschil is dat dit niet dwingend wordt opgelegd. Het wordt aan de rechter overgelaten om de in het ongelijk gestelde partij al dan niet in redelijke en evenredige proceskosten te veroordelen. Daarmee kan de rechter, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, maatwerk bieden.

Veldman