DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 295

Internetkansspelen. Het vervolg (3).

De Europese Commissie is een consultatieronde gestart inzake online kansspelen. "Onlinegokken is een snelgroeiende markt in Europa, die al bijna 15 000 websites telt. In 2008 bedroegen de totale jaarinkomsten meer dan 6 miljard euro; naar verwachting zal deze markt in 2013 in omvang verdubbeld zijn. De nationale regelgevingskaders in de EU lopen enorm uiteen. Hierdoor verschillen de regels die van toepassing zijn op vergunningen, gerelateerde onlinediensten, betalingen, doelstellingen van algemeen belang, en fraudebestrijding. Om rechtszekerheid te kunnen bieden en om de EU burgers op een doeltreffende wijze te beschermen in deze snelgroeiende grensoverschrijdende dienstensector, is het van belang te bekijken hoe op de interne markt van elkaar verschillende modellen eventueel naast elkaar kunnen bestaan."

Lees het volledige persbericht hier (pdf) of hier (link).

Meer informatie over de consultatie hier.

IT 292

Koop op afstand annuleren voor levering

Rb Assen (sector kanton) 17 maart 2011, LJN BP8076 (Bonus Bikes en/of Internet-Bikes webshop v. Koper)

Ecommerce. Koop op afstand. Webshop verkoopt fietsonderdelen, levering vind pas plaats ná betaling van de prijs en bijkomende kosten. Koper heeft bestelling voltooid waarna de bijkomende bestelkosten bekend worden en ziet af van koop. Webshop meent dat er reeds een overeenkomst tot stand is gekomen. In de leveringsvoorwaarden staat dat geannuleerd kan worden binnen zeven dagen na factuurdatum. Rb: Als er al een overeenkomst tot stand is gekomen, is er sprake van een consumentenkoop op afstand ex art. 7:46a BW met de bijbehorende bescherming waarvan niet ten nadele van koper kan worden afgeweken (7:46j BW) zoals webshop in haar voorwaarden tracht; dit sorteert geen effect. Rb wijst de vordering van de webshop af.

 

Artikel 7:46d BW bepaalt dat de koper gedurende zeven werkdagen na de ontvangst van de gekochte zaak het recht heeft de koop op afstand zonder opgave van redenen te ontbinden. Tussen partijen staat vast dat levering van de bestelde fietsonderdelen niet heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelt dat gelet op de in artikel 7:46d BW gegeven termijn, een koper ook vóór ontvangst van de zaak bevoegd is om de koopovereenkomst te ontbonden. Daarin ligt besloten dat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden bevoegd was de koopovereenkomst te ontbinden.

Voor zover [eiseres] die mogelijkheid heeft willen beperken door in haar leveringsvoorwaarden te bepalen dat een bestelling binnen zeven dagen na factuurdatum kan worden geannuleerd en zij binnen die termijn geen annulering heeft mogen ontvangen, kan dat [eiseres] niet baten. Die bepaling sorteert geen effect, omdat van het bepaalde in artikel 7:46d BW nu eenmaal niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

IT 291

Internetkansspelen vrijgegeven? Het vervolg (2).

Raad van State 23 maart 2011, LJN BP8768 (Betfair/Staat der Nederlanden).
Vervolg op uitspraak HvJ EU 3 juni 2010, C-203/08 in PB C 197 van 2 augstus 2008.

De vergunning die Betfair in het Verenigd Koninkrijk heeft voor haar internetdiensten geeft haar niet het recht geeft om ook kansspelen in Nederland op internet aan te bieden. Belangrijker is echter dat de Raad van State oordeelt dat de toenmalige minister van Justitie het Britse Betfair in 2005 had moeten laten meedingen naar kansspelvergunningen voor het organiseren van sportprijsvragen en van een totalisator op de uitslag van harddraverijen en paardenrennen in Nederland.

Uit het persbericht van de Raad van State:

"De Raad van State is van oordeel dat de minister de Europese regels over het vrij verkeer van diensten heeft beperkt door Betfair als aanbieder niet mee te laten dingen naar de kansspelvergunningen. Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft in juni 2010 naar aanleiding van zogenoemde prejudiciële vragen van de Raad van State bepaald dat de overheid dit alleen mag doen als zij strenge controle kan uitoefenen op de activiteiten van de exploitant van de vergunning. Aangezien er in de huidige situatie geen bijzondere relatie bestaat tussen de minister als vergunningverlener enerzijds en De Lotto en SGR anderzijds die een strenge controle als bedoeld door het Hof van Justitie met zich brengt, is er naar het oordeel van de Raad van State voor de minister 'geen rechtvaardiging om zonder enige oproep tot mededinging de vergunningen aan hen te verlenen en daardoor te verlengen'."

Lees de uitspraak hier (link) of hier (pdf), ook hier (link)
Ook mediareport berichtte analyseerde deze langverwachte uitspraak, hier (link).

 Zie ook IT 284 en de daarin vermelde andere ITenRecht-bijdragen.

IT 289

verslag: Seminar INNOVATIE

Op donderdag 17 maart 2011 vond een seminar met als thema INNOVATIE plaats. Vectrix, STP en SOLV waren de gastheren van het seminar in het op de Zuid-As gelegen SPACES. Vanuit drie perspectieven werden financieel-juridische aspecten belicht van voornamelijk IT-innovatie: mogelijkheden voor subsidie-aanvragen, korting op de belastinggrondslag voor technologisch R&D-werk en juridische aspecten van Cloud Computing. Een kort verslag kon uiteraard niet uitblijven, met dank aan Vectrix, STP en SOLV.

Vectrix Bas Langelaar

Op basis van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (hierna: WBSO, formeel WVA/S&O: Wet Vermindering Afdracht Loonbelasting/Speur en Ontwikkelwerk) kan een ondernemer die voornemens is om een technologische innovatie te ontwikkelen korting krijgen op de loonkosten. Slechts voor personeel in loondienst, die zich met R&D bezighouden, kan de onderneming wbso subsidie verrekenen met de loonbelasting. Zelfstandigen (IB belastingplichtigen) kunnen een beroep doen op een S&O aftrek. Het type projecten varieert: technisch (wetenschappelijk) onderzoek, analyse van technische haalbaarheid R&D en ontwikkelingsprojecten. Uiteindelijk moet het gericht zijn op een product(onderdeel). Dat kan zowel fysiek tastbaar product als software of zelfs SaaS-dienst zijn.

Het komt in de aanvrage nauw aan op de formuleringen van de voorgenomen technische ontwikkeling. Vectrix - subsidies & financiering adviseurs - legt dit uit aan tal van voorbeelden.

STP, Pieter Drubbel

Om innovatie bij Nederlandse ondernemingen te stimuleren heeft de overheid per 1 januari 2007 de Octrooibox (tegenwoordig onder de naam Innovatiebox) opgenomen in de Wet op de Vennootschapsbelasting, per 1 januari 2008 is deze uitgebreid zodat niet alleen octrooien onder de werking van de box kunnen vallen, maar ook R&D activa. Kort gezegd kan toepassing van de Innovatiebox leiden tot een vermindering van de belastinggrondslag. Hoe werkt het: Voordelen die voortkomen uit verleende octrooien en, per 1 januari 2008, uit immateriële activa die voortvloeien uit R&D waarvoor een WBSO-verklaring is afgegeven, kunnen onder bepaalde voorwaarden en grenzen effectief worden belast tegen 5% vennootschapsbelasting (voor de jaren 2007, 2008 en 2009 nog 10). De Innovatiebox is slechts van toepassing op octrooien en R&D activa voor zover deze na 31 december 2006 respectievelijk 31 december 2007 tot de bedrijfsmiddelen van de belastingplichtige zijn gaan behoren. Merknamen vallen hierbuiten.

Het is aan te bevelen toepassing van de Innovatiebox met de Belastingdienst af te stemmen. In bepaalde gevallen kan het mogelijk zijn afstemming voor een aantal toekomstige jaren overeen te komen. De Innovatiebox is een stimuleringsmaatregel vanuit de overheid en daarom verleent de Belastingdienst veel medewerking, aldus Pieter Drubbel.

SOLV Wanda van Kerkvoorden

De “Cloud” is geen hype meer, net zoals het internet ook ooit werd genoemd, het is een voltrokken feit waar we meer over gaan horen. Op dit moment is het onduidelijk hoe “Cloud Computing” te definiëren, een van de vele voorzetten komt van Forrester:

“A form of standardized it-based capability - such as Internet- based services, software, or it infrastructure - offered by a service provider that is accessible via Internet protocols from any computer, is always available and scales automatically to adjust to demand, is either pay-per-use or advertising-based, has Web- or programmatic-based control interfaces, and enables full customer self-service”

De indeling van juridische “Cloud” aspecten komt neer op: continuïteit, beveiliging, privacy & compliance, licenties en Service-level agreements (SLAs). Van Kerkvoorden snijdt aan dat voor bedrijven die met een “cloud” willen werken  continuïteit van levensbelang is. Als het internet “eruit ligt”, dan ligt het bedrijf stil en een back-up kan bijvoorbeeld het bedrijf een stap terug moeten laten zetten. Het is dus goed om hierover heldere afspraken te maken met de aanbieder, of juist situaties goed af te dekken als aanbieder van zulke diensten. Vooral welke maatregelen genomen worden en hoe vaak bijvoorbeeld tests uit worden gevoerd voor gebruiksherstel.

Privacy-aspecten, te kort om hier uitgebreid op in te gaan, behoren ook tot een ‘key issue’; zo is het verwerken van persoonsgegevens buiten de EU/Safe Harbor zonder toestemming verboden en vanuit diverse toezichthouders gelden nog eens aparte vereisten. Terwijl met Cloud computing de fysieke locatie er niet meer toe doet, doet de regelgeving er wel degelijk toe bijv. op financieel of medisch terrein. Tot slot adviseert Van Kerkvoorden dat goed afgestemd moet worden waar de verantwoordelijkheden liggen mbt de juiste licentievormen, want het traditionele CPU-based licentiesysteem gaat niet op voor de “Cloud”.

IT 284

Internetkansspelen vrijgegeven? Het vervolg (1).

IT en Recht berichtte al eerder over het kabinetsvoornemen om 'ongevaarlijke' internetkansspelen vrij te geven (IT 110). Hiermee breekt de regering met het oude, weinig consistente beleid, dat steeds moeilijke houdbaar leek in het licht van Europese ontwikkelingen (zie ook IT 45). Het vrijgeven van de markt lijkt nu weer een stap dichterbij. De Tweede Kamer discussieert er deze week over. Zie voor meer het Financieel Dagblad, hier. Ook op zustersite Reclameboek.nl (RB 732).

IT 283

Facebook tagging toegestaan?

©https://www.urlesque.com/2009/03/09/tag-your-facebook-friends-the-ultimate-collection-of-photos-fro/Met dank aan Milica Antic, SOLV voor deze bijdrage. Iedereen kent het wel. Op je Facebook wall, en op die van al je vrienden, verschijnt plotseling een foto van jou waar je helemaal niet blij mee bent. De reden dat je ervan baalt, kan van alles zijn. Gewoon omdat je er lelijk op staat, of omdat je in het café staat terwijl je je ziek hebt gemeld, je iets te innig omhelsd staat met een ander dan je partner, je onmiskenbaar dronken bent, of omdat je simpelweg überhaupt geen zin hebt om foto’s van jezelf te delen met Facebook vrienden.

Toch kan het dus gebeuren dat er een foto van jou op Facebook belandt omdat een ander deze heeft geüpload en van jouw naam heeft voorzien (getagged). Onlangs werd aan een Amerikaanse rechter de vraag voorgelegd of het taggen van Facebook eigenlijk wel is toegestaan. De rechter was duidelijk, die had er geen enkel probleem mee:

"[t]here is nothing within the law that requires [one's] permission when someone takes a picture and posts it on a Facebook page. There is nothing that requires [one's] permission when she [is] "tagged" or identified as a person in those pictures."

Hoe zit dat eigenlijk in Nederland?

 Ik laat het auteursrecht van de maker van de foto even voor wat het is. Het gaat hier natuurlijk vooral om het privacy-aspect. Volgens het portretrecht (artikel 21 Auteurswet) kan de geportretteerde zich alleen tegen publicatie van zijn portret verzetten als hij hiertoe een redelijk belang heeft. Uitgangpunt is in het portretrecht dus: ja, het mag, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Uit de rechtspraak weten we inmiddels wat die omstandigheden zijn: de ernst van de inbreuk op de privacy en de aard en mate van intimiteit die wordt onthuld, de aard en het belang van de feiten die worden openbaar gemaakt, de persoon om wie het gaat en de context van de publicatie. Ook de wijze waarop de foto is gemaakt kan van belang zijn (hinderlijk volgen of onverhoeds fotograferen). Een goed voorbeeld is de zaak van de Maastrichtse studente die in zeer dronken toestand werd gefilmd: deze opnames waren schadelijk en bovendien had ze er, mede gezien haar toestand, niet op bedacht hoeven te zijn dat ze zou worden gefilmd. De publicatie van dit filmpje was onrechtmatig. Beroemdheden zullen zich minder snel kunnen verzetten vanwege het principe ‘hoge bomen vangen veel wind’. Aan de andere kant kunnen beroemdheden soms juist een geldelijk belang hebben dat zich tegen publicatie verzet. Hoe dan ook blijft het onder het portretrecht een belangenafweging tussen enerzijds het privacybelang en anderzijds de vrijheid van meningsuiting.

Onder de Wet bescherming persoonsgegevens is dat eigenlijk niet anders. De wet geeft enkele grondslagen voor verwerking van persoonsgegevens (en dat is het publiceren en taggen van een foto op Facebook zeker ook). De belangrijkste grondslagen zijn toestemming en het hebben van een gerechtvaardigd belang dat zwaarder weegt dan het de bescherming van privacy. Waar in het portretrecht het uitgangspunt dus is dat ‘het mag tenzij’, is onder de WBP het uitgangspunt ‘het mag onder omstandigheden’. Feitelijk komt het mijns inziens neer om dezelfde belangenafweging.

In het geval van Facebook speelt de toestemming nog wel een interessante rol. Je kan mijns inziens goed betogen dat gebruikers van Facebook impliciet toestemming hebben gegeven voor het taggen van foto’s. Het taggen is een bekend en populair onderdeel van Facebook, en bovendien kan je een foto ‘onttaggen’. Een eenmaal verwijderde tag is nooit meer terug te plaatsen. Dat betekent dat je foto er nog wel is, maar niet meer is verbonden aan jouw naam. Hij is dus ook niet meer te zien op jouw wall tenzij jij de foto zelf plaatst.

Al deze omstandigheden in aanmerking nemende – de functie van Facebook, de bekendheid van de gebruiker met het taggen, de mogelijkheid om te ‘detaggen’, het uitgangspunt van het portretrecht dat het mag tenzij, en het recht op vrijheid van meningsuiting van de taggende persoon (welk grondrecht even zwaar weegt als het recht op privacy) – denk ik dat Facebook tagging in Nederland niet snel onrechtmatig zal zijn. Wees wel bewust van de privacy van de vrienden die je tagged, en wees vooral voorzichtig met het plaatsen en taggen van foto’s die je vrienden mogelijk in een lastig parket brengen. Dat is ook wel zo netjes.

Zie voor verdere berichtgeving hier en hier.

IT 280

noot: veroordeelde vrijuit bij solitary url

met dank aan mr. F.J. Van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte advocaten voor deze noot bij Voorzieningenrechter Amsterdam 10 februari 2011 (executiegeschil GeenStijl filmpje), IT 230; LJN BP3926 "forthcoming" tijdschrift voor internetrecht.

In deze zaak werd de grens afgetast van de mate waarin een veroordeelde moet voldoen aan het gebod om elke openbaarmaking, verveelvoudiging en verspreiding van een gewraakt filmpje dat op internet stond, te staken en gestaakt te houden. Dat het filmpje nog via een zgn. solitary URL was te benaderen vond de voorzieningenrechter geen overtreding van dat verbod.

 

Algemeen

Behoudens de uitzonderingen genoemd in artikel 611d Rv moet een veroordeelde zich strikt aan een uitvoerbaarverklaarde rechterlijke uitspraak houden. Dat artikel bepaalt kort gezegd dat de executant de dwangsommen niet kan incasseren in geval van de veroordeelde onmogelijk aan de hoofdveroordeling kan voldoen. Een veroordeelde dient zich te realiseren dat hij (zij) tot betaling van soms wel erg hoge dwangsommen gehouden kan worden. Die hoge dwangsommen zijn voor een veroordeelde meestal een serieuze prikkel tot tijdige nakoming van de opgelegde veroordeling. En terecht, want is de dwangsom te laag, dan kan de prikkel tot nakoming ontbreken. Daarom is in het vonnis verdisconteerd dat niet-nakoming er van kan leiden tot financiële verrijking van de executant.

De redelijkheid en de billijkheid kunnen tot matiging van de verbeurde dwangsommen leiden. Onlangs nog is in de zaak van Promotion Design (Vzr. Rb. Breda 16 februari 2011, 230321 KG ZA 11-61, IEF 9419) geoordeeld dat tegenover de omstandigheid dat executanten eerder hadden kunnen meedelen dat de gewraakte afbeeldingen zich nog op de website van de veroordeelde bevonden, staat dat de veroordeelde op grond van het vonnis in kort geding zelf actie had moeten ondernemen om te voorkomen dat de dwangsommen zouden oplopen.

De veroordeelde kan in een executiegeschil vorderen de executie op te heffen of te schorsen en – meestal subsidiair – te dwangsommen te matigen. (zie bijv. Vzr. Rb Utrecht 5 november 2008, LJN BG3430, IEF 7290) Slechts indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang bij executie heeft, kan tenuitvoerlegging van het vonnis verboden worden. Hiervan kan sprake zijn indien het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand doen ontstaan voor de veroordeelde, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet aanvaardbaar is (bestendige rechtspraak, bijv. Vrz. Rb. 's-Gravenhage 25 februari 2011, 386712 / KG ZA 11-137 LJN BP5790, IEF 9438).

Het mag dan bepaald niet eenvoudig zijn om als veroordeelde van verbeurde dwangsommen af te geraken, daar staat tegenover dat het vonnis beperkt moet worden uitgelegd. Bij de uitleg van een door een rechter uitgesproken veroordeling geldt als maatstaf dat het doel en de strekking van die veroordeling tot richtsnoer dienen te worden genomen, in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Bij die uitleg staat het de rechter vrij maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hanteren  (zie HR 20 mei 1994, NJ 1994, 652, LJN BH 1544 en Rb Haarlem 13 februari 2008, LJN BC9144).

In een executiegeschil waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming niet of onvoldoende is nageleefd, heeft de voorzieningenrechter niet tot taak de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar dient hij zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechter doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel . (Rb. Zutphen 29 januari 2010 LJN BL1734).

Ook de voorzieningenrechter te Den Haag houdt aan de restrictieve uitleg van het vonnis, hetgeen implicaties heeft voor  de draagwijdte van het verbod , maar formuleert het anders dan zijn Zutphense collega:

"Bij de beoordeling van de vraag of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd omdat hij bij het vonnis van 24 september 2007 opgelegde verbod onvoldoende zou hebben nageleefd, heeft als maatstaf te gelden dat de draagwijdte van het verbod beperkt is te achten tot handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, inbreuken, als door de rechter verboden, opleveren. De omstandigheid dat de veroordeling in dit geval is versterkt met dwangsom, dwingt tot een beperkte uitleg van de veroordeling." (Vrz. Rb. 's-Gravenhage 2 februari 2010, LJN BL5269).

Anders gezegd is hier het verbod beperkt tot datgene waarvan als een paal boven water staat dat het een inbreuk oplevert. Indien die verboden niet zijn overtreden, dan is het vonnis in afdoende mate uitgevoerd.

Executiegeschil GS Media vs rechtenstudente

En dan nu de casus. Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 11 september 2009 werd GS Media (bekend van geenstijl.nl) veroordeeld om

“5.1. (…) elke openbaarmaking, verveelvoudiging en verspreiding van het in de dagvaarding beschreven filmpje, delen daarvan of beelden (stills) daaruit, in welke vorm ook, met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden;” De voorzieningenrechter heeft aan deze veroordeling een door GS Media aan de rechtenstudente te betalen dwangsom verbonden van “ € 5.000,- voor iedere dag dat Geenstijl (GS Media, vzr.) in strijd handelt met het bepaalde in 5.1, met een maximum van € 150.000,-"

Het filmpje i.c. betrof de toen 20-jarige rechtenstudente, gefilmd toen zij zich, samen met een vriendin, ’s nachts bevond in een portiek in de buurt van het Leidseplein te Amsterdam, duidelijk onder invloed van alcohol. Van de toen gemaakte beelden is een filmpje van twee minuten gemaakt waarop studente sprekend en herkenbaar te zien is. Ze zegt op het filmpje onder meer dat zij wenst te worden aangesproken met ‘majesteit’ en vermeldt intieme details uit haar privéleven. Nadat het vonnis aan GS Media was betekend, is dat filmpje op internet blijven staan, niet op een server van GS Media, maar op een server van een derde, www.prevvy.com op de URL (webadres): https://geenstijl.prevvy.com/posts/8ffe065a8dace4dd3082806dbc587d04/.

De gefilmde vrouw liet het volgende door de deurwaarder constateren:

“Ten verzoeke van (…) [gedaagde] (…) Heb ik (…) Mij begeven op internet naar de webpagina htpp//geenstijl.prevvy.com/posts/8ffe065a8dace4dd3082806dbc587d04/ alwaar ik heb GECONSTATEERD: dat hierop het navolgende staat vermeld (waarvan een printscreen eveneens aan dit proces-verbaal is gehecht):”

Daaronder staat een afbeelding van de desbetreffende vrouw (met balkje over de ogen), met de mogelijkheid het filmpje aan te klikken en de teksten die destijds op de website van GS Media hebben gestaan, met de kop “Hee [M.]. Heb je nog geneuqt?”.

Aansluitend eiste de vrouw de verbeurde dwangsommen op, waarna GS Media het executiegeschil in KG startte die tot de onderhavige uitspraak heeft geleid. GS Media vorderde in de kern om de vrouw met onmiddellijke ingang te gebieden om zich te onthouden van het aanzeggen, executeren of incasseren van dwangsommen aan of ten laste van GS Media, voor zover dit betrekking heeft op de afbeeldingen etc. die aan de orde zijn in dit kort geding en de overgelegde processen-verbaal, of daartoe pogingen in het werk te stellen.

De solitary URL en de (deep)linked URL

De rechtshandhaving van rechten op internet op grond van IE-wet- en regelgeving en de onrechtmatige daadleer, waarbij inbreukmakende filmpjes of zgn. 'stills' daarvan, foto's, cartoons en andere afbeeldingen en teksten moeten worden verwijderd is de afgelopen jaren aardig in zwang geraakt. (zie onder andere Vzr. Rb. Dordrecht 15 februari 2007, LJN AZ8818 (Oplichter); Vzr. Rb. Utrecht 23 juni 2010, LJN BM9448, IEF 8954 (zwarte lijst); Vzr. Rb. Middelburg 30 augustus 2006 LJN AZ0588; Vzr. Rb. Amsterdam 12 maart 2009, LJN BH7529, IEF 7674 (internetoplichting.nl))

Betreft het dictum de verwijdering van een afbeelding of tekst op de website van de inbreukmaker, dan zal de uitvoering daarvan doorgaans geen probleem opleveren. De daartoe veroordeelde website-exploitant verwijdert het litigieuze materiaal van zijn website en klaar is kees. Zo lijkt het, want de vraag is wat onder de term 'verwijderen' moet worden volstaan. Letterlijk is het dat het materiaal daadwerkelijk van de server moet zijn gedeletet.

Maar, van 'verwijdering' kan m.i. ook sprake zijn als de (deep)link naar dat materiaal is verwijderd en dus vanaf de (start)pagina van de website niet meer bereikbaar is. Deeplinks zijn internetkoppelingen naar bepaalde webpagina’s of andere bestanden in een website behalve de startpagina. De link verwijst als het ware diep in de mappenstructuur naar een tekst- of html-, foto- of videobestand etc.. Aldus zit het gewraakte bestand zonder te zijn ge(deep)linkt in de server van de inbreukmaker. Dat bestand kan dan slechts worden bereikt door de exacte vindplaats van dat bestand, namelijk de URL of het volledige webadres in het zoekvenster van de browser te typen. URL is de afkorting van Uniform Resource Locator, die met https:// of https:// begint, bijv.: https://mijnzakelijk.ing.nl/internetbankieren/SesamsLoginLesvlet of https://koning.web-log.nl/.shared/image.html?/photos/uncategorized/2009/07/17/chubbiemeisje.jpg. Een URL die aan geen enkele (makkelijk te bereiken) webpagina is gelinkt en die zodanig specifiek is dat die niet op normale wijze vindbaar is voor het gewone internetpubliek is eigenlijk een 'eenzaam' webadres of - beter gezegd - solitary URL.

Verwijdering uit de eigen server betekent niet automatisch dat het gewraakte bestand van internet is verdwenen. Het kan op internet een eigen leven gaan leiden, bijv. doordat het door derden is gekopieerd en op webservers van derden is geplaatst. Dat deed zich in de casus van GS Media voor. Het gewraakte filmpje was gevonden op een server van prevvy.com, dat niets met GS Media te maken had.

Aangezien GS Media in prevvy.com part noch deel had, kon zij ten aanzien van de gefilmde studente niet verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat haar footage door derden verveelvoudigd en openbaar gemaakt was en (dus) vindbaar via een (deep)linked en/of solitary URL van een derde. I.c had de voorzieningenrechter geconstateerd dat er weliswaar contact was geweest tussen GS Media en de exploitant van prevvy.com, maar dat dat contact plaatsvond ruim voordat het conflict met het gefilmde vrouw speelde, en voorts geen samenwerkingsverband of licentieverhouding tussen die partijen bestond. GS Media kon dus niet verantwoordelijk gesteld worden voor de acties van een derde, waarover zij geen controle of macht had. Dat standpunt valt naadloos binnen het hiervoor aangehaalde adagium dat de veroordeelde met inachtneming van doel en strekking van het vonnis, datgene dient te doen wat redelijkerwijs van hem verwacht kan worden. Dus het gewraakte materiaal op de server van een derde levert in beginsel geen probleem op.

Maar, de veroordeelde kan zijn macht wel uitoefenen op bestanden met een (deep)linked URL van zijn server of de server in zijn beheer, zodat van hem redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij die bestanden verwijdert, als hem elke openbaarmaking, verveelvoudiging en verspreiding daarvan is verboden. Overtreding van dat verbod leidt dan onherroepelijk tot verbeurd verklaarde dwangsommen; wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten.

Solitary URL levert geen overtreding vonnis op

Opmerkelijk is de overweging van de voorzieningenrechter dat een gebod tot elke openbaarmaking, verveelvoudiging etc. van het inbreukmakende materiaal in voldoende mate is uitgevoerd ook al staat dat materiaal nog op de server van de veroordeelde met een solitary URL. De voorzieningenrechter lijkt daarmee te zeggen dat het verwijderen van de solitary URL buiten datgene valt wat redelijkerwijs van de veroordeelde verwacht kan worden. Terecht, want ga maar eens bijv. een foto zonder specifieke bestandnaam zoeken in honderden mappen met daarin honderden zoniet duizenden bestanden of een databank met vele duizenden posts. Dat is zoeken naar een speld in een hooiberg.

Verder overweegt de voorzieningenrechter dat van openbaarmaking, verveelvoudiging etc. van een bestand op internet geen sprake is, zolang dat bestand een solitary URL heeft, en dus het gemiddelde of gewone internetpubliek tot dat bestand geen toegang kan hebben zonder of die specifieke URL te kennen of eerst zeer gericht daarnaar te zoeken. Dus, als het filmpje in kwestie na een zeer gerichte zoekactie op basis van specifieke niet voor het publiek toegankelijke gegevens daarna toch nog ergens op het internet is te vinden, levert het niet verwijderen daarvan geen overtreding van het vonnis op.

Die overweging kan ik in de kern honoreren; vrijuit gaat de veroordeelde die een solitary URL niet heeft verwijderd of laten verwijderen! De overweging knelt echter indien die URL (naderhand) via Google kan worden benaderd en dus minder 'solitary' blijkt te zijn dan gedacht. Wie immers in de metatags of eigenschappen van het bestand niet opneemt dat het niet mag worden geïndexeerd, kan erop rekenen dat zoekmachines het indexeren en dus op bepaalde zoekwoorden weergeven. Dat doet de vraag rijzen wat de voorzieningenrechter precies heeft bedoeld met "zonder uitgebreid zoeken" (r.o. 4.7).

Anders geformuleerd: wanneer begint een “uitgebreid zoeken”? Het is verdedigbaar dat van een solitary URL ook sprake is als die URL in de resultatenpagina verschijnt met specifieke, niet voor de hand liggende zoektermen en/of die URL (al dan niet met voor de hand liggende zoektermen) pas buiten de eerste 100 zoekresultaten is te vinden. I.c. zouden de zoekwoorden "kotsende rechtenstudente" voor de hand hebben gelegen, maar niet bijv. "etnedutsnethcer ednestok" (red. omgekeerde van het zoekwoord. Het cijfer honderd, omdat Google het maximaal aantal resultaten per pagina op 100 stelt en algemeen bekend is dat het gewone internetpubliek doorgaans niet verder kijkt dan de eerste 10 zoekresultaten. Dus wie buiten de top 100 speurt, is zeer gericht aan het zoeken.

Daarom verdient het bij een gedwongen verwijdering van bestanden van internet aanbeveling om naast het verwijderen van de bestanden van de servers die de veroordeelde beheert en de (deep)linked URL's, ook te googlen op een aantal voor de hand liggende zoekwoorden die tot die bestanden kunnen leiden.

 

 

IT 279

Happy Lights; beeldmerk v. beeldscherm; adword vs. woordmerk

Vzr. Rb Breda 3 maart 2011, LJN: BP7541, KG ZA 11-20 (Happy Lights)

Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Adwords voor niet-gelijk product. Het Belgische Melan verkoopt die lichtslingers onder de productnaam “Happy Lights” in welk verband zij op 22 november 2010 een Benelux beeldmerk heeft gedeponeerd in de klasse 11 (verlichting); inschrijvingsnr. 0892886 (klik plaatje voor vergroting). Het Nederlandse Team LC Concept BV heeft 5 december 2010 “Happy Lights” als Benelux woordmerk gedeponeerd in de klasse 28 (speelgoed) inschrijvingsnr. 1215112. Team LC concept BV is tevens houder van domeinnamen: www.happylights.nl en www.cottonballlights.com. Onder Happy Lights brengt Team LC Concept BV speelgoedhelicoptjes met led-verlichting op de markt. Slechts de vordering rondom AdWords met referentie aan VT Wonen wordt toegekend

3.5. Vooropgesteld wordt dat niet iedere domeinnaam als een handelsnaam kan worden aangemerkt. Vastgesteld moet worden of de domeinnaam ook de naam is waaronder de onderneming feitelijk wordt gedreven. In dit verband is van belang het gebruik van de website www.happylights.nl.
Op deze website wordt op de linkerhelft van de pagina het product led-helicopter Happy Lights en op de rechterhelft het product Cotton Ball Lights gepresenteerd en onderaan de website staat duidelijk vermeld dat Happy Lights en Cotton Ball Lights producten zijn van Team LC Concept BV. De domeinnaam wordt zo niet als handelsnaam gebruikt maar als verwijzing naar producten. De stelling van Malon dat Team LC Concept BV c.s. inbreuk maakt op haar handelsnaam¬rechten wordt dan ook verworpen.

3.6. Melan stelt dat Team LC Concept BV c.s. op grond van artikel 2.20 lid 1 sub a. en sub c. BVIE inbreuk maakt op haar beeldmerk, waarin het woord Happy Lights is opgenomen. Melan stelt dat sprake is van inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub a omdat beide merken worden gebruikt voor waren in de klasse “verlichting”. Volgens Melan betreft de helicopter ook verlichting.
Melan stelt voorts dat sprake is van inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub c. BVIE omdat Team LC Concept BV c.s. wil aanhaken bij de naam van de lichtslingers en katoenen bollen van Melan teneinde ongerechtvaardigd voordeel te trekken uit en/of afbreuk te doen aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk Happy Lights en de onderneming en/of producten van Melan.
(...)
De vorderingen, bezien tegen de hiervoor opgenomen overwegingen

3.10. Vordering 1: verbod tot het gebruik van het teken ,, happylights” als merk of productnaam voor het speelgoedhelicoptertje met led-lichtje.
Deze vordering wordt afgewezen.
Een grond voor dit verbod is niet verstrekt, en niet aan te nemen.
Het gebruik van ,,happy lights” als handelsnaam door gedaagden is niet gebleken. Er is onvoldoende grond om te vrezen dat dit gebruik in de toekomst zal plaatsvinden. Ook in dit opzicht dient de vordering te worden afgewezen.
Een algemeen verbod voor het gebruik als adword is ook niet op zijn plaats. Internetreclame voor het speelgoedhelicoptertje met behulp van het adword,, happy lights” is rechtmatig. Onrechtmatig is het gebruik van het adword bij reclame, niet zijnde rechtmatige vergelijkende reclame, voor de cotton ball lights.
In dit geval dienen gedaagden in ieder geval ter opheffing van de onrechtmatigheid en ter compensatie van aangebrachte schade de volgende maatregelen te treffen:
- verwijdering van elke vorm van reclame voor cotton ball lights van de site;
- verwijdering van alle bolvormen op de site, met name in de balk boven de afbeelding van de helicopter.
Toewijsbaar zijn verder de algemene verboden van de huidige site of soortgelijke onrechtmatige inrichting ervan, zoals in het dictum verwoord.

3.11. Vordering 2: gebod om met onmiddellijke ingang iedere verwijzing naar VT Wonen van www.happylights.nl en www.cottonballlights.com te verwijderen en verwijderd te houden.
Deze vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad, oneerlijke mededinging. Zij is niet nader onderbouwd. Beoordeeld dient te worden of een enkele verwijzing naar VT Wonen, in een overigens in alle opzichten rechtmatige invulling van de site, onrechtmatig is. Dit is niet aannemelijk. In dat geval vestigen gedaagden immers de aandacht van het publiek dat zij rechtmatig bereikten, op het concurrerend product van Melan. Daar heeft Melan uitsluitend profijt van. Gedaagden mogen op die wijze, rechtmatig, verwijzen naar een trend in woningverlichting.
Deze vordering behoort daarom te worden afgewezen.

3.12. Vordering 3: veroordeling tot het plaatsen van een rectificatie op de homepage van www.cottonballlights.com.
Het spoedeisend belang van Melan bij deze rectificatie is onvoldoende aannemelijk. Haar belang lijkt méér gediend bij opheffing van de onrechtmatigheden die kleven aan inhoud en adword.
Ook deze vordering zal worden afgewezen.

3.13. Het sub 5. en 6. gevorderde zal worden afgewezen nu het merk Happy Lights en de domeinnaam happylights.nl wel door Team LC Concept BV c.s. mag worden gebruikt voor zover dit gebruik betrekking heeft op de helicopter.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regeling: BVIE art. 2.20 lid 1 sub a en sub c

IT 278

Verlies aan bandbreedte strafrechtelijk niet relevant

Hof 's-Gravenhage 9 maart 2011, LJN BP7080 (tegen X)

Meervoudige kamer voor strafzaken; bedreiging misdrijf tegen het leven via openbare website 4chan.org; gebruikmaken van een draadloze internetverbinding is geen toegang verschaffen tot beveiligde gegevens in de computer zoals bedoeld in artikel 80sexies Wetboek van Strafrecht. Ook niet als dit een beveiligd netwerk is. Dit is geen gedraging zoals strafbaar gesteld in artikel138a Wetboek van Strafrecht. Dit gedrag moge maatschappelijk ongewenst zijn in zoverre dat derden gratis ‘meeliften’ op een gewoonlijk door de rechtmatige gebruiker betaalde internetverbinding die daarmee als regel aan bandbreedte verliest, strafrechtelijk relevant is het niet. Vrijspraak volgt voor dit feit. Civielrechtelijke actie blijft natuurlijk wel mogelijk van degene wiens netwerk wordt gebruikt.

 

 

Het hof is van oordeel dat, hoezeer ook de gedraging van de verdachte ongewenst voorkomt, de wetgever kennelijk niet heeft gekozen voor strafbaarstelling van deze gedraging.

Blijkens artikel 138ab, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is er sprake van computervredebreuk indien wederrechtelijk wordt binnengedrongen in een geautomatiseerd werk (of in een deel daarvan). Zoals blijkt uit de tekst van artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht, waarin het begrip geautomatiseerd werk wordt gedefinieerd, en de bijbehorende Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1998/99, 26 671, nr. 3, p. 44) is er slechts sprake van een “geautomatiseerd werk” wanneer een inrichting bestemd is voor - de cumulatieve functies - opslag, verwerken en overdacht van gegevens. Een inrichting die enkel bestemd is om gegevens over te dragen en/of op te slaan valt dus buiten de wettelijke begripsomschrijving.

Het hof stelt vast dat een router een schakelapparaat op de knooppunten van een netwerk zoals het internet is. Een router houdt een wachtwoord of gebruikerscode opgeslagen en zorgt, in opdracht van de gebruiker van die router alleen voor de verzending van gegevens naar de juiste bestemming.

Daarom vervult een router niet de cumulatieve functies zoals neergelegd in artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht.

Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op het volgende. De wetgever heeft, zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt, met artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (‘computervredebreuk’) diegene willen beschermen “die blijkens feitelijke beveiliging heeft duidelijk gemaakt dat hij zijn gegevens heeft willen afschermen tegen nieuwsgierige blikken” (Kamerstukken II 1989/90, 21 551, nr. 3, p. 15).

Het hof stelt vast dat de verdachte weliswaar zich toegang heeft verschaft tot de router van [X], maar daardoor enkel gebruik kon maken van de draadloze internetverbinding van die [X]. De verdachte heeft zich geen toegang verschaft tot beveiligde gegevens in de computer van die [X], zijnde die computer een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht. De gedraging is daarmee van een heel andere orde dan degene die is strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop is het hof van oordeel dat bij het gebruik maken van een (al dan niet beveiligde) internetverbinding van een ander, waar het aan de verdachte verweten handelen op neerkomt, die persoon niet in enig door artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht beschermd belang wordt geschaad. Dit gedrag moge maatschappelijk ongewenst zijn in zoverre dat derden gratis ‘meeliften’ op een gewoonlijk door de rechtmatige gebruiker betaalde internetverbinding die daarmee als regel aan bandbreedte verliest, strafrechtelijk relevant is het niet.

Strafrechtadvocaat Mathieu van Linde laat weten dat het civielrechtelijk gewoon onrechtmatig is. "Je zou iemand kunnen aanklagen en zeggen: ik heb schade geleden want mijn bandbreedte is afgenomen. (...) Dan moet je aantonen wat die schade precies is. Maar strafrechtelijk is zo iemand volgens het Hof van Den Haag in ieder geval niet aan te pakken."

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).
Niet uitgelezen, kijk dan hier (IEForum computers studentenflat) hier (ICTRecht) en hier (webwereld).
Nog niet uitgelezen, klik dan hier over een analyse van de (digitale) goedsdiscussie; P. Kleve, Juridische Iconen van het informatietijdperk, hoofdstuk 5 v.a. p. 114, Deventer: Kluwer 2004.

Regeling: Wetboek van Strafrecht 80sexies, 138ab