DOSSIERS
Alle dossiers

Privacy  

IT 851

NS wijzigt gebruik reisgegevens OV-chipkaart voor marketingdoeleinden

Uit't persbericht: en het rapport (5 Mb) Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft tijdens onderzoek geconstateerd dat NS de wet heeft overtreden bij het gebruik van persoonsgegevens van OV-chipkaarthouders voor marketingdoeleinden. NS heeft naar aanleiding van deze constatering maatregelen getroffen waardoor de overtredingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) inmiddels zijn beëindigd.

Uit de door het CBP onderzochte verwerkingen van reisgegevens voor marketingdoeleinden bleek dat NS een gedetailleerd beeld van het reisgedrag van de OV-chipkaarthouders vastlegde. NS gebruikte deze gedetailleerde reisgegevens zonder de vereiste toestemming hiervoor van de reizigers. Daarmee leefde het vervoerbedrijf de eerder door het CBP geformuleerde voorwaarden waaronder OV-bedrijven reisgegevens mogen verwerken voor marketingdoeleinden, niet na. NS heeft zich in 2008 aan de uitwerking van de wet in de voorwaarden uitdrukkelijk verbonden.

Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat NS persoonsgegevens van anonieme OV-chipkaarthouders verzamelde. Het OV-bedrijf gebruikte namelijk de e-mailadressen van de anonieme OV-chipkaarthouders die hun saldo via de website van NS activeerden voor direct marketingdoeleinden.

IT 847

WOB-verzoek, onder eigen naam handelsnaam voeren en privacy

Rechtbank Amsterdam 26 juni 2012, LJN BX5021 (Stichting Foodwatch Nederland tegen staatssecretaris van ELI)

Wob-verzoek. Privacy van natuurlijke personen die onder eigen naam een handelsnaam voeren.

Rechtspraak.nl: Verzocht is om openbaarmaking van inspectie bevindingen in de horeca door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) en/of de voedsel- en warenautoriteit. De rechtbank oordeelt dat weigering van vestigingsplaats van individuele horecaonderneming niet is gerechtvaardigd. Weigering om privacyredenen van een handelsnaam die hetzelfde is als de naam van de eigenaar is evenmin gerechtvaardigd. De openbaarmaking van naam, postcode en adres van de horecaondernemingen, wat leidt tot identificatie mocht worden geweigerd wegens onevenredige benadeling, nu inspectiegegevens geen enkele contextinformatie over de omvang en de ernst van een overtreding bevatten en de gegevens grotendeels verouderd zijn.

3.11.  De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder, naast naam van de onderneming, straatnaam, huisnummer en postcode, ook de vestigingsplaats(en) van de betreffende horecaondernemingen niet openbaar heeft gemaakt, terwijl verweerder ten aanzien hiervan geen motivering heeft opgenomen in het bestreden besluit dan wel in zijn brief van 14 november 2011. Voor zover verweerder beoogd heeft de openbaarmaking van de plaatsnamen op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob te weigeren, heeft verweerder dit ten onrechte niet (alsnog) gemotiveerd. De rechtbank is in dat verband overigens van oordeel dat de enkele vermelding van de naam van de plaats waar de horecagelegenheid gevestigd is onvoldoende is om de individuele horecaonderneming te identificeren. Dit motiveringsgebrek is eveneens reden voor de rechtbank om te concluderen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.

3.12.  Ten aanzien van de weigering door verweerder om de namen van de ondernemingen, waaronder eigennamen van de eigenaar als handelsnaam, straatnamen, huisnummers en postcodes van de betreffende horecaondernemingen niet openbaar te maken, overweegt de rechtbank het volgende. Daargelaten of door openbaarmaking van de gegevens het door eiseres gestelde algemeen belang van de volksgezondheid, gelet op de gedateerdheid van de gegevens, gediend is, dient voor de beoordeling van de weigering om de gegevens openbaar te maken slechts het algemeen belang van openbaarheid afgewogen te worden tegen het belang in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De rechtbank overweegt dat een naam van de onderneming, straatnaam en huisnummer, dan wel een postcode, ook elk voor zich, voldoende informatie bieden om een individuele horecaonderneming te identificeren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder afdoende aannemelijk heeft gemaakt dat de horecaondernemingen benadeeld worden door reputatieschade die kan ontstaan als de inspectiegegevens openbaar gemaakt worden.

Vervolgens is de vraag aan de orde of verweerder die benadeling ook als onevenredig heeft kunnen aanmerken. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Het gebrek aan contextinformatie, bijvoorbeeld over de maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van de inspecties, het feit dat de betreffende horecaondernemingen wellicht inmiddels van eigenaar veranderd zijn en gelet op de gedateerdheid van de gegevens, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat deze ondernemers door de aanzienlijke reputatieschade die te verwachten valt onevenredig benadeeld zouden worden wanneer de gegevens in de huidige vorm openbaar gemaakt zouden worden. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook mogen concluderen dat de onevenredige benadeling van de gecontroleerde en gesanctioneerde ondernemingen in dit geval zwaarder moet wegen dan het algemeen belang van openbaarmaking van die gegevens.

3.13.  Eiseres heeft nog aangevoerd dat de gezondheidswet op korte termijn zal worden gewijzigd, in die zin dat daarin een systeem zal worden opgenomen op grond waarvan alle controlegegevens horeca en retail van de VWA openbaar gemaakt zullen worden. Volgens eiseres valt niet in te zien waarom gegevens die de wetgever openbaar wil gaan maken thans niet op basis van het onderhavige Wob-verzoek openbaar kunnen worden gemaakt.
Verweerder heeft in dit verband opgemerkt dat op dit moment wordt gewerkt aan een aanpassing van de gezondheidswet. Eerst nadat deze wet is aangepast, zal het proces van uitbreiding van het actief openbaar maken van dit soort controlegegevens worden ingezet. Er zal worden toegewerkt naar gehele openbaarmaking van alle controlegegevens horeca en retail van de VWA, zowel de positieve als de negatieve resultaten. Daarbij zal er zorg voor worden gedragen dat die te openbaren gegevens met de nodige contextinformatie worden verstrekt en dat deze een zo duidelijk en juist mogelijk beeld schetsen van de situatie. De voorbereiding van dit proces kost veel tijd, waarbij zorgvuldigheid geboden is en de uitkomst afhankelijk is van de technische en financiële mogelijkheden, aldus verweerder.

3.14.  De rechtbank overweegt dat het voornemen van verweerder om in de toekomst dergelijke controlegegevens actief openbaar te maken, op zichzelf geen belang is dat afgewogen dient te worden in het kader van de vraag of de geweigerde openbaarmaking op grond van de Wob op dit moment gerechtvaardigd is. Het feit dat verweerder in de toekomst, met inachtneming van andere condities en onder toepassing van nog op te stellen beleid, mogelijk tot een andere afweging zal komen tussen het algemeen belang bij openbaarmaking en de belangen die beschermd worden door de uitzonderingen in artikel 10 en 11 van de Wob, maakt niet dat de afweging die verweerder in de voorliggende zaak op dit moment in de tijd heeft gemaakt reeds om die reden onjuist is.

Conclusie
3.15.  Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De besluitvorming vergt een nadere motivering en belangenafweging van verweerder, zodat de rechtbank geen ruimte ziet om in het kader van finale geschilbeslechting de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, dan wel anderszins thans zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

IT 840

Rijksoverheid miskent dat zij gehouden is aan de cookiewet

Een bijdrage van Wouter Dammers, ICTRecht

Naar aanleiding van het onderzoek van ICTRecht in samenwerking met WUA! meldt Webwereld vandaag dat Rijksoverheid.nl third party analytics cookies plaatst (van NedStat), maar dat zij niet voldoet aan de cookiewet. De Rijksoverheid zou in een reactie hebben laten weten dat zij cookies gebruikt “om kwantitatieve en anonieme gegevens over het gebruik van de website te verzamelen en zo de website nu en in de toekomst beter te maken en niet voor commerciële doeleinden.” De cookiewet zou volgens Rijksoverheid ruimte bieden aan cookies die bedoeld zijn om de werking en communicatie van een website mogelijk te maken. Een melding met informatie welke cookies door welke partijen worden geplaatst, en voor welke doeleinden ze worden gebruikt zou daarom – net als toestemming – niet zijn vereist. Deze beweringen slaan nergens op en de website Rijksoverheid.nl is evident in overtreding.

Wat Rijksoverheid wel – heel netjes – doet is een gedetailleerde uitleg geven over welke cookies waarom worden gebruikt. Zij doet dit echter in een cookieverklaring, te vinden in de footer op haar website. Een duidelijke melding met de vereiste informatie en het verkrijgen van toestemming vóórdat de NedStat cookies worden geplaatst, zoals de cookiewet vereist, ontbreekt.

Het Ministerie van Algemene Zaken, het departement dat ook Rijksoverheid.nl beheert, meent dat dit overbodig is en niet zou zijn vereist voor Rijksoverheid.nl omdat het cookie noodzakelijk zou zijn voor de werking en communicatie van de website en omdat de cookies niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt.

En daarmee slaan ze compleet de plank mis, zoals ik ook op Webwereld laat weten:

“Hun lezing is onjuist: iedere site die cookies plaatst, ongeacht of deze commercieel of niet-commercieel van aard zijn, moet voldoen aan de cookiewet – dus ook Rijksoverheid.nl."(...) “Enkel en alleen wanneer de cookies als “functionele cookies” kunnen worden aangemerkt, zijn de regels niet van toepassing. Van een “functionele cookie” is sprake wanneer deze uitsluitend wordt geplaatst om communicatie mogelijk te maken via internet, of om een door de gebruiker gevraagde dienst te verlenen waarvoor de opslag van de cookie strikt noodzakelijk is. Het gebruik van NedStat – een third party analytics dienst – valt niet aan te merken als een functionele cookie”.

Ik wijs daarbij ook op de uitleg van waakhond OPTA die toeziet op naleving van de omstreden Nederlandse cookiewet. OPTA schrijft namelijk: “Een cookie dat gebruikt wordt om webstatistieken bij te houden, zoals bijvoorbeeld een Google Analytics cookie, is niet noodzakelijk voor het uitvoeren van communicatie of strikt noodzakelijk voor het leveren van een door een gebruiker gevraagde dienst.”

En dus concludeer ik dat Rijksoverheid.nl de cookiewet overtreedt door het niet tonen van een melding en het ontbreken van een opt-in.

Lees hier het bericht.

IT 839

Nederlandse bedrijven voldoen nauwelijks aan wet-en regelgeving cookies

Uit't persbericht: Uit onafhankelijk onderzoek dat juridisch adviesbureau ICTRecht uitvoerde in samenwerking met online onderzoeksbureau WUA! blijkt dat het treurig gesteld is met het voldoen aan de nieuwe regels voor cookies. Slechts 3 van 143 door ICTRecht onderzochte homepages van grote Nederlandse bedrijven voldoen volledig of grotendeels aan de wet- en regelgeving die sinds 5 juni geldt.

(...)
De volledige lijst met resultaten is hier te vinden op de website van WUA! Deze lijst zal de voedingsbodem zijn voor een onderzoek onder 100 respondenten naar conversieverlies door de nieuwe wetgeving dat WUA! de komende week zal uitvoeren, en waarvan het rapport online te bestellen is.
(...)
Over het vervolgonderzoek
Het onderzoek dat WUA! zal uitvoeren op basis van de vandaag gepubliceerde lijst zal vanaf volgende week beschikbaar zijn. Er worden twintig websites geselecteerd die verschillende methodes hanteren voor het vragen van toestemming en informeren over cookies; deze websites voldoen volgens ICTRecht volledig of grotendeels aan de cookiewetgeving. Een groep van honderd respondenten krijgt een tiental websites voorgelegd met als doelstelling: welke methode vindt de gebruiker het handigst en voor welke methode zou hij het liefst toestemming geven?
(...)
Lees het volledige persbericht hier

IT 823

Advies RvS EU-privacywetgeving

Advies Raad van State 28 juni 2012, W03.12.0188/II (voorlichting over EU-privacywetgeving)

Op 27 juni 2012 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State voorlichting uitgebracht aan de Tweede Kamer over EU-privacywetgeving. De Tweede Kamer heeft de voorlichting op 5 juli 2012 openbaar gemaakt.

Uit de samenvatting: Aanleiding
De Europese Commissie heeft op 25 januari 2012 twee voorstellen gepresenteerd voor de herziening van de regels voor de bescherming van persoonsgegevens binnen de Europese Unie. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over die voorstellen. Zij heeft daartoe een vijftal vragen aan de Afdeling advisering voorgelegd. Het is de eerste maal dat de Afdeling advisering op verzoek van de Tweede Kamer voorlichting uitbrengt over EU-ontwerpwetgeving. Voor zover de Afdeling advisering standpunten over de ontwerp¬verordening en –richtlijn naar voren brengt, zien deze uitsluitend op deze voor¬stellen in dit ontwerpstadium. Zij kunnen niet worden geïnterpreteerd als voor¬uitlopend op de wetgevingsadvisering die in een later stadium zal plaatsvinden bij de uitvoering en omzetting van op Europees niveau tot stand gebrachte regelgeving.
De Afdeling advisering merkt, voorafgaand aan de beantwoording van de vijf concrete vragen, in het algemeen het volgende op over de EU-voorstellen.

Bevoegdheidsverdeling
De wens van de Tweede Kamer die aan de voorlichtingsvragen ten grondslag ligt is, zo begrijpt de Afdeling advisering, het verkrijgen van inzicht in de consequenties van deze Europese ontwerpverordening en ontwerprichtlijn voor de lidstaten, in het bijzonder voor Nederland. De belangrijkste veranderingen vloeien voort uit de ontwerpverordening. Een belangrijke consequentie is naar het oordeel van de Afdeling advisering in de eerste plaats de verschuiving in de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de Europese Unie. De nadruk komt veel sterker dan voorheen te liggen op de bevoegdheden van de Europese Unie. De voorgestelde verordening zal op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens de nationale beleidsruimte van de lidstaten aanzienlijk inperken. De invulling van dit grondrecht, ook in relatie tot andere grondrechten, zal in de toekomst voornamelijk plaatsvinden op Europees niveau. De verschuiving naar EU-niveau wordt ook zichtbaar in de ruime toekenning van bevoegdheden aan de Europese Commissie en in een versterkt Europees toezicht. Het toezicht wordt meer dan nu het geval is in handen gelegd van het uit de nationale toezichthouders bestaande Europees Comité voor de gegevensbescherming en de Europese Commissie.

Technologische ontwikkelingen
De ontwerpverordening heeft ook tot doel de wetgeving in overeenstemming te brengen met technologische ontwikkelingen. Om dat te bereiken worden de rechten van de betrokkene uitgebreid en de verplichtingen van de voor de verwerking verantwoordelijken versterkt. De Afdeling advisering onderschrijft de genoemde doelstelling, maar waarschuwt voor te hooggespannen verwachtingen. Naar het oordeel van de Afdeling advisering dienen de voorgestelde nieuwe rechten, zoals een "recht om vergeten te worden" in de ontwerpverordening inhoudelijk nauwkeuriger te worden omschreven om daadwerkelijk toegevoegde waarde te kunnen hebben. Bovendien kan de ontwerpverordening leiden tot aanzienlijke lastenverzwaringen voor de verantwoordelijken. De vraag is of het uitgangspunt dat de verantwoordelijke moet kunnen worden aangesproken op de bescherming van persoonsgegevens die door hem worden verwerkt, dergelijke lastenverzwaringen nog kan rechtvaardigen.

 

Solv hier

IT 817

Wijziging drie besluiten Wet bescherming persoonsgegevens.

CBPweb bericht: Minder administratieve lasten en kosten voor verantwoordelijken

Per 1 juli 2012 zijn drie besluiten die te maken hebben met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) op een aantal punten aangepast. Het gaat om het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp, het Meldingsbesluit Wbp en het Vrijstellingsbesluit Wbp. Het voornaamste doel hiervan is de administratieve lasten en nalevingskosten te verminderen voor verantwoordelijken (degenen die persoonsgegevens verwerken). Het grootste gedeelte van de wijzigingen betreft het Vrijstellingsbesluit Wbp.

Vrijstellingsbesluit Wbp
Het Vrijstellingsbesluit Wbp regelt welke verwerkingen van persoonsgegevens zijn vrijgesteld van de wettelijke meldingsplicht bij het College bescherming persoonsgegevens (CBP) of, als een organisatie deze heeft aangesteld, de functionaris voor de gegevensbescherming (FG).

De wijzigingen van het Vrijstellingsbesluit Wbp zijn in drie categorieën onder te verdelen:

1. Uitbreiding van het aantal vrijstellingen van de meldingsplicht
Dit houdt in dat enkele van de al bestaande artikelen in het Vrijstellingsbesluit Wbp zijn aangevuld. In het bijzonder de wijziging van artikel 38 Vrijstellingsbesluit Wbp (videocameratoezicht) is van belang. De in het artikel opgenomen bewaartermijn voor camerabeelden van 24 uur is vervangen door vier weken.
2. Aanpassing aan de maatschappelijke (technologische) ontwikkelingen
Door deze wijzigingen in het Vrijstellingsbesluit Wbp worden onnodige belemmeringen in de ontwikkeling van inmiddels algemeen gebruikelijke ICT-toepassingen als intranet en persoonlijke websites en weblogs zo veel mogelijk opgeheven. Het gevolg hiervan is dat twee nieuwe vrijstellingen zijn opgenomen in het Vrijstellingsbesluit Wbp, te weten artikel 38a Intranet en artikel 38b Persoonlijke websites.
3. Verruiming van de vrijstelling van de meldingsplicht voor gegevensverkeer met derde landen
Voortaan zijn ook vrijgesteld van de meldingsplicht (artikel 44):
* doorgifte van persoonsgegevens naar een land binnen de Europese Economische Ruimte;
* doorgifte aan de Verenigde Staten in overeenstemming met de zogeheten Safe Harbor Principles;
* doorgifte met een vergunning die betrekking heeft op een intern bindende gedragscode (BCR).

Meldingsbesluit Wbp
In het nieuwe tweede lid van artikel 2 van het Meldingsbesluit Wbp is een voorziening getroffen voor vereenvoudiging van de meldingsplicht voor grote ondernemingen. Onder bepaalde voorwaarden kan een melding die betrekking heeft op verwerkingen door of voor meer dan één verantwoordelijke geschieden door één van deze verantwoordelijken.

Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp
Het besluit leidt tot aanpassing van de maximumbedragen van de vergoeding die een verantwoordelijke op grond van artikel 39 Wbp aan de betrokkene kan vragen wanneer deze een inzageverzoek heeft gedaan. Verder is een expliciete regeling getroffen voor de vergoeding van afdrukken van röntgenfoto’s.

IT 812

Geen volledige onafhankelijkheid Datenschutzcommission

Conclusie A-G HvJ EU 3 juli 2012, zaak C-614/10 (Europese Commissie tegen Republiek Oostenrijk)

In 't kort: Niet-nakoming van de bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens. Vervulling, in volledige onafhankelijkheid, van taken van nationale toezichthoudende autoriteiten belast met toezicht op verwerking van persoonsgegevens en de nauwe persoonlijke en organisatorische banden tussen toezichthoudende autoriteit en Bundeskanzleramt.

Conclusie:
1) De Republiek Oostenrijk is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 28, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, ten eerste door de functies van bestuurder van de Datenschutzkommission en van federaal ambtenaar te cumuleren, ten tweede door het secretariaat van de Datenschutzkommission in het Bundeskanzleramt te integreren, en ten derde door de bondskanselier een recht op informatie ten aanzien van de Datenschutzkommission toe te kennen, waardoor zij het vereiste dat de toezichthoudende autoriteiten de hun opgedragen taken „in volledige onafhankelijkheid” vervullen, onjuist heeft uitgevoerd.

2) De Bondsrepubliek Duitsland wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.
3) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Bondsrepubliek Duitsland worden verwezen in hun eigen kosten.

IT 805

Vallen mijn cookies onder de cookieregels?

Een bijdrage van Wouter Dammers, ICTRecht.

Zie onderaan voor een praktische lijst. De nieuwe cookieregels vereisen dat specifieke, vrije en op informatie berustende toestemming (de zogenaamde “informed consent”) moet worden verkregen van gebruikers voordat informatie wordt opgeslagen of wordt opgevraagd op de randapparatuur (computer, mobieltje, tablet, e.d.) van de gebruiker.

Echter, niet altijd is deze informed consent vereist. Uitgezonderd zijn de zogenaamde functionele cookies. Functionele cookies? Ja. Functionele cookies. Gelukkig heeft de Article 29 Data Protection Working Party (de “Werkgroep”, een Europees adviesorgaan waar alle Europese toezichthouders op het gebied van privacy zijn aangesloten), inmiddels meer duidelijkheid verschaft over welke cookies onder deze uitzondering valt (overigens heeft zij eerder al meer uitleg gegeven over wat onder “informed consent” moet worden verstaan in twee opinies (deze en deze)).

De Werkgroep omschrijft functionele cookies als cookies die (A) uitsluitend dienen ter uitvoering van communicatie (“Communicatie Cookies”) of (B) dienen ter uitvoering van een “dienst van de informatiemaatschappij” (“Dienst Cookies”).

Communicatie Cookies
Communicatie Cookies moeten noodzakelijk zijn om communicatie mogelijk te maken – enkel het vergemakkelijken of versnellen van communicatie is dus niet voldoende. De Werkgroep noemt drie elementen die als strikt noodzakelijk kunnen worden aangemerkt voor het plaatsvinden van communicatie tussen twee partijen via een netwerk:

De mogelijkheid om informatie te routeren via het netwerk, met name door de eindpunten van de communicatie te identificeren;
De mogelijkheid om gegevens uit te wisselen in de bedoelde volgorde, met name door de data pakketjes te nummeren;
De mogelijkheid om tranmissiefouten of verlies van data te ontdekken.
Overigens hoeft er niet per sé sprake te zijn van een “netwerk”, ook op applicatieniveau kunnen deze Communicatie Cookies voorkomen.

Indien minimaal één van de voornoemde functies worden gebruikt, is er sprake van Communicatie Cookies. De nieuwe cookieregels gelden in dat geval dus niet.

Dienst Cookies
Om als Dienst Cookie te kunnen worden aangemerkt, dient aan de volgende vereisten te zijn voldaan:

De dienst moet uitdrukkelijk zijn verzocht door de betreffende gebruiker – er moet daarvoor een actieve wilsuiting hebben plaatsgevonden (zoals het klikken op een button);
De cookie moet strikt noodzakelijk zijn om die betreffende dienst uit te kunnen voeren: als cookies zijn uitgeschakeld werkt de betreffende dienst niet.
Wordt aan beide vereisten voldaan, dan is er sprake van een Dienst Cookie. De nieuwe cookieregels gelden in dat geval dus niet.

Uitgezonderd? En dan?
Wanneer je uitgezonderd bent van de nieuwe cookieregels, betekent dit nog niet dat er geen verplichtingen voor je gelden. Het Communicatie Cookie of Dienst Cookie moet zodanig ingesteld zijn dat ze niet meer werken wanneer ze niet meer nodig zijn. Een goed moment is wanneer de browser sessie eindigt, en soms zelf eerder (verlaten van de website). Voor winkelwagen cookies (een Dienst Cookie bij uitstek) kan het wenselijk zijn om de cookies ook te houden na beëindiging van de browser sessie – bijvoorbeeld omdat de gebruiker zijn browser per ongeluk kan hebben afgesloten. De redelijke verwachtingen van de gemiddelde gebruiker zijn hierbij van belang – houd dat dus goed in de gaten als criterium.

Praktisch: een tabel om te bepalen of de nieuwe cookieregels gelden:
Allemaal leuk en aardig die regels, maar we hebben natuurlijk veel liever een gemakkelijk en praktisch overzicht waarin we kunnen opzoeken of de nieuwe cookieregels gelden voor het betreffende cookie of niet. Wel nu, bij deze:

Algemene voorbeelden

 Soort cookie

Wel/geen vereisten, mitsen/maren?

First party session cookies

vereisten gelden niet mits aan voornoemde voorwaarden is voldaan

Third party persistent cookies

informed consent vereist

Dienst Cookies*

geen vereisten

Communicatie Cookies*

geen vereisten

Cookies met meerdere functies

geen vereisten indien álle functies als Dienst Cookie en/of als Communicatie Cookie functioneren

Zombie cookies

informed consent vereist

Ever-cookies

informed consent vereist

Tracking cookies

informed consent vereist

Third party advertising cookies

informed consent vereist


*zie definitie hierboven

Specifieke voorbeelden:

Soort cookie

Wel/geen vereisten, mitsen/maren?

User-id cookies

waarschijnlijk geen vereisten indien enkel gebruikt voor onthouden gebruiksvoorkeuren, wel informed consent vereist indien (ook) gebruikt voor tracking doeleinden

First party user input session cookies

geen vereisten

Authentication session cookie

geen vereisten, mits niet gebruikt voor behavioural monitoring of advertising

Authentication persistent cookie

informed consent vereist (maar: “Remember me (uses cookies)” als begeleidende tekst is volgens de Werkgroep 29 gebruikelijk en voldoende om toch binnen uitzondering te vallen)

User centric security session cookie voor betreffende website

geen vereisten

User centric security persistent cookie

informed consent vereist (maar: “Remember me (uses cookies)” als begeleidende tekst is volgens de Werkgroep 29 gebruikelijk en voldoende om toch binnen uitzondering te vallen)

User centric security cookie voor niet uitdrukkelijk verzochte websites of voor (third party) diensten

informed consent vereist

Multimedia player session cookie (flash cookie)

geen vereisten (mits uitdrukkelijk verzocht, mits cookie niet meer wordt gebruikt na beëindigen sessie en mits geen extra info wordt opgeslagen die niet strikt noodzakelijk is)

Load balancing session cookie

geen vereisten

UI customization cookies

geen vereisten (mits session cookies, of indien noodzakelijk short term cookies)

Language preference cookies

geen vereisten (mits session cookies, of indien noodzakelijk short term cookies)

Result display preference session cookies

geen vereisten (mits session cookies, of indien noodzakelijk short term cookies)

Social plug-in content sharing cookies

geen vereisten voor logged-in gebruikers, mits session-cookie, informed consent vereist voor non-logged-in gebruikers en/of voor non-session cookies (mengeling? Dan beter: informed consent vereist)

Social plug-in tracking cookies

informed consent vereist

First party analytics

in principe informed consent vereist, maar mogelijk in de toekomst toch verspoepeld, voor zover het cookie first party geanonimiseerde en geaggregeerde statistieke doeleinden betreft

Third party analytics

informed consent vereist

Third party advertising cookies

informed consent vereist

Third party frequency capping cookies

informed consent vereist

Third party financial logging cookies

informed consent vereist

Third party ad affiliation cookies

informed consent vereist

Third party click fraud detection cookies

informed consent vereist

Third party research and market analysis cookies

informed consent vereist

Third party product improvement cookies

informed consent vereist

Third party debugging cookies

informed consent vereist

IT 802

Towards more effective en consistent data protection across the EU

Peter Hustinx, EU Data Protection Supervisor: "Towards More Effective and Consistent Data Protection across the EU", 14th Annual Conference DuD 2012 - Datenschutz und Datensicherheit Berlin, 18 June 2012.

However, let me say very clearly that I consider the proposal for a General Data Protection Regulation as “a huge step forward” towards a more effective and consistent protection of personal data across the EU, but that there is also a need for clarification and improvement on a number of important details.

For further information on both, I would like to refer to the substantial Opinion of the EDPS on the data reform package, submitted on 7 March 2012, and available on our website, with other relevant documentation. This also includes an Opinion of the Article 29 Working Party adopted on 23 March 2012.

Drivers of EU Review
Continuity and change
General scope
User control
Responsibility
Supervision and enforcement
Global Privacy
Final remarks

IT 801

Brief tot uitnodiging is een besluit

ABRvS 13 juni 2012, LJN BW8137 (appellanten tegen Stichting Openbaar Onderwijs Groep Groningen)

Inzagerecht. Privacy. Algemeen bestuursrecht.

Verzoek tot afschrift van dossiers, stukken en schoolinformatie over zoon van appellanten (ex. artikel 35 Wbp). De brief van de rector waarin appellanten worden uitgenodigd, is een besluit in de zin van de Awb. Het is een uitnodiging en een verwijzing klaarblijkelijk met het doel vast te stellen waarvan afschrift wordt verzocht.

Bij brief van 16 maart 2010 heeft [appellant] het Praedinius Gymnasium te Groningen verzocht afschriften te verstrekken van alle complete dossiers, schoolrapporten, het schoolreglement, alle stukken met betrekking tot de medezeggenschapsraad (hierna: de MR) en schoolinformatie met betrekking tot zijn [zoon].

[appellant] betoogt dat de rechtbank de informatieve brief van de rector van 27 april 2010 ten onrechte als een besluit in de zin van de Awb heeft aangemerkt. Het is een uitnodiging en een verwijzing klaarblijkelijk met het doel vast te stellen waarvan afschrift wordt verzocht. Ook ontbreekt de wettelijk verplichte rechtsmiddelenverwijzing en is de brief ondertekend met de woorden "met vriendelijke groet", waardoor [appellant] mocht menen dat deze brief dan ook geen besluit was, aldus [appellant]. Volgens hem houdt de brief mededelingen van feitelijke handelingen in en is deze niet op rechtsgevolg gericht.

2.6.1. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de brief van 27 april 2010 een besluit is op het verzoek van [appellant] van 16 maart 2010. De stichting heeft er terecht op gewezen dat in de brief van 27 april 2010 puntsgewijs is gereageerd op de verschillende gegevens waarom [appellant] heeft gevraagd. Zoals hiervoor is overwogen, diende het verzoek gelet op de bewoordingen te worden opgevat als gedaan ingevolge artikel 35 van de Wbp. Deze wet verplicht niet tot het verstrekken van afschriften van de beschikbare gegevens. De Afdeling deelt daarom het oordeel van de rechtbank dat met het bieden bij brief van 27 april 2010 van de mogelijkheid tot inzage in het schooldossier de rector namens de stichting op de aanvraag van [appellant] heeft beslist. Het al dan niet opnemen van de verplichte rechtsmiddelenverwijzing en de wijze van ondertekening is voor het antwoord op de vraag of de stichting op 27 april 2010 een besluit in de zin van de Awb heeft genomen niet doorslaggevend.

2.6.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het beslissen op de aanvraag van [appellant] betekent dat geen beroep meer kon worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarom heeft de rechtbank het beroep van [appellant] als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb terecht niet-ontvankelijk verklaard en doorgezonden naar de stichting ter behandeling als bezwaar.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Raad van State: aan inzage recht Wbp voldaan door uitnodiging gesprek)