DOSSIERS
Alle dossiers

Telecomrecht  

IT 1241

Internetconsultatie; Actualiseringsmethodiek waarde kavel A7

Internetconsultatie Actualiseringsmethodiek waarde kavel A7
Vergunninghouders van vergunningen voor (commerciële) etherradio. Consultatie van het door SEO Economisch Onderzoek opgestelde methodedocument dat de voorgenomen methodiek beschrijft om te komen tot een update van de waarde van kavel A7. Publicatiedatum 19-07-2013; Einddatum consultatie20-09-2013. Meer informatie: Update waarde kavel A7 (Versie 2013-45)

Doel van de regeling
Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is onder meer belast met de uitgifte van frequentievergunningen voor omroepdiensten. In dit kader werden de bestaande commerciële licenties voor FM- en middengolfomroep per september 2011 onder bepaalde condities verlengd. De minister heeft de waarde van de vergunningen gebaseerd op een onderzoek in opdracht van EZ door een consortium bestaande uit SEO Economisch Onderzoek (SEO), het Instituut voor Informatierecht  (IViR) en TNO Informatie- en Communicatietechnologie. (...)

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt
Vergunninghouders van vergunningen voor (commerciële) etherradio.

Verwachte effecten van de regeling
SEO Economisch Onderzoek en het IViR zullen de ingebrachte zienswijzen beoordelen en daar waar relevant betrekken bij de advisering over de methode voor de geactualiseerde waardering van kavel A7.

Doel van de consultatie
Commerciële vergunninghouders en andere kenners van de radiomarkt wordt gevraagd te reageren de door SEO voorgestelde methodiek om de actuele waarde van kavel A7 te bepalen. (...)

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
Commerciële vergunninghouders en andere kenners van de radiomarkt wordt gevraagd op de vijf in het document geformuleerde vragen te reageren. Eventueel aanvullende input kan eveneens worden toegevoegd. De oorspronkelijke waarderingsmethodiek die is gebruikt voor het bepalen van de waarde van de vergunningen voor commerciële radio uit 2010/2011 wordt niet geconsulteerd.

Publicatie reacties
Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

IT 1240

Netwerkaanbieders zijn kostendekkende bijdrage verschuldigd

HvJ EU 18 juli 2013, zaak  C-228/12 (Vodafone Omnitel) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door het Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio, Italië.
Uitlegging van artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn). Administratieve bijdragen opgelegd aan ondernemingen – Regeling die bepaalt dat alle kosten van nationale toezichthoudende autoriteiten die niet door de overheidsbegroting worden gedragen, over de ondernemingen van de betrokken sector worden verdeeld naar evenredigheid van de omzet die zij hebben behaald bij de verkoop van de relevante producten en diensten. Het Hof verklaart voor recht dat netwerkaanbieders kostendekkende bijdragen zijn verschuldigd, mits...

Prejudiciële vraag
Moeten de betrokken bepalingen van gemeenschapsrecht in deze sector, inzonderheid de bepalingen van richtlijn 2002/20/EG, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan genoemde nationale bepalingen, met name wet nr. 266/2005, mede gelet op de concrete toepassing ervan door de toezichthoudende autoriteit?

Het Hof verklaart voor recht:
Artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn), moet aldus worden uitgelegd dat dit zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat als die in de hoofdgedingen, krachtens welke ondernemingen die een elektronische-communicatiedienst of -netwerk aanbieden een bijdrage zijn verschuldigd ter dekking van alle kosten van de nationale regelgevende instantie die niet door de staat worden gedragen, waarvan het bedrag afhangt van de inkomsten van deze ondernemingen, mits die bijdrage uitsluitend bestemd is om de kosten te dekken van de werkzaamheden die in lid 1, sub a, van die bepaling zijn genoemd, mits het totaal van de inkomsten uit die bijdrage niet méér bedraagt dan het totaal van de kosten die met deze werkzaamheden samenhangen en mits deze bijdrage objectief, transparant en evenredig over de ondernemingen wordt verdeeld. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dit het geval is.

IT 1238

Bij zakelijk conflict niet registreren als wanbetalende telecomgebruikers

Vzr. Rechtbank Limburg 13 juni 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:3829 (ML Tours tegen Vodafone en Stichting Preventel)
Vordering tot opheffing registratie in het register van Preventel, bedoeld voor de registratie van wanbetalende telecomgebruikers. In redelijkheid kan onder financieel onvermogen niet worden begrepen de “wanbetaling” die verband houdt met een zakelijk conflict over de verschuldigdheid van abonnementskosten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het recht van registratie niet bedoeld is voor een geval als het onderhavige en dat Vodafone en Preventel oneigenlijk gebruik maken van het recht om wanbetalende telecomgebruikers te (doen) registreren, indien, zoals in het onderhavige geval, de “wanbetaling” verband houdt met een reëel, en dus niet voorgewend, geschil over (de hoogte van) verschuldigde abonnementskosten.

3.4. Daaruit volgt dat telecomaanbieders - in het algemeen - een gerechtvaardigd belang hebben bij de registratie van wanbetalers. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit meerbedoelde doelomschrijving dat onder wanbetaling die tot registratie bij Preventel leidt enkel kan worden begrepen wanbetaling als gevolg van financieel onvermogen van de aanvrager. In redelijkheid kan daaronder derhalve niet worden begrepen “wanbetaling” die verband houdt met een zakelijk conflict over de verschuldigdheid van abonnementskosten. Een dergelijke “wanbetaling” kan bij voorbeeld haar grond vinden in een geschil over hetgeen tussen aanvrager en aanbieder is overeengekomen. Het zou ook kunnen zijn dat de aanvrager de betaling van de abonnementskosten heeft opgeschort in verband met een tekortkoming in de nakoming van de op de aanbieder rustende verplichtingen.
3.5. ML Tours en Vodafone hebben een verschil van mening over de vraag of een wijziging heeft plaatsgevonden in de tussen hen tot 13 maart 2012 geldende overeenkomsten, en mede in verband daarmee over het gebruik van een aantal nieuwe mobiele telefoons die door Vodafone aan ML Tours zijn geleverd. Gesteld noch gebleken is dat de niet-betaling van de door Vodafone gevorderde abonnementskosten wordt veroorzaakt door financieel onvermogen van ML Tours, of dat de door ML Tours aangevoerde grond om het gevorderde niet te betalen een voorgewende grond is, die moet camoufleren dat er aan de zijde van ML Tours in feite sprake is van financieel onvermogen als bedoeld in de doelomschrijving van Preventel. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er een reëel, en dus geen door ML Tours voorgewend, verschil van mening tussen ML Tours en Vodafone bestaat over hetgeen tussen partijen is overeengekomen en hetgeen Vodafone op grond daarvan van ML Tours heeft te vorderen.

3.6. Gelet hierop heeft Vodafone, ook tijdens de mondelinge behandeling, niet de indruk kunnen wegnemen dat in de onderhavige zaak oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het recht om een wanbetaler te registeren, omdat dit recht hier niet wordt gebruikt om een aanvrager van telecomabonnementen tegen zichzelf te beschermen, respectievelijk een aanbieder van telecomabonnementen te beschermen tegen wanbetalende aanvragers, maar wordt gebruikt om betaling af te dwingen in een geval waarin tussen de aanvrager en de aanbieder een reëel geschil bestaat als hiervoor bedoeld. In dit verband merkt de voorzieningenrechter nog op dat Vodafone ter zitting heeft verklaard dat na vijf vruchteloze aanmaningen steeds een registratie volgt bij Preventel en dat, alhoewel andere telecomaanbieders het recht hebben om de “wanbetaler” als gevolg van de registratie te weigeren, in de praktijk een wanbetaler steeds daadwerkelijk door de andere telecomaanbieders zal worden geweigerd. Een registratie verhindert derhalve dat ML Tours nog met andere telecomaanbieders een overeenkomst sluit. Weliswaar staat dat, zoals Vodafone ten verwere aanvoert, er niet aan in de weg dat een geweigerde aanvrager met prepaid mobiele telefoons kan bellen, maar dat is geen redelijk alternatief voor het bellen met een mobiele telefoon op basis van een abonnement, gelet op de aanzienlijke beperkingen van telefoneren met prepaid mobiele telefoons, zeker in een zakelijke context.

3.7. Dit betekent dat de registratie van ML Tours bij Preventel als onrechtmatig moet worden bestempeld en derhalve moet worden opgeheven.
IT 1234

Effecten van elektromagnetische straling op de bijenpopulaties

ABRvS 10 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:229 (Winterswijk tegen KPN)
antenna for mobile phoneOmgevingsrecht. Telecom. Bij besluit van 9 november 2010 heeft het college aan KPN ontheffing en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een antennemast ten behoeve van mobiele telefonie op het perceel [locatie], sectie […] te [plaats] (hierna: het perceel). Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat op voorhand niet aannemelijk is dat de plaatsing van de antennemast op een afstand van ongeveer 80 m van de bijenstal van [wederpartij], leidt tot schade aan zijn bijen. Echter met deze rapporten hebben [wederpartij] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling van het college over de risico’s van elektromagnetische straling geen stand kan houden. Enkele van de door hen overgelegde onderzoeken geven weliswaar een beeld van mogelijk schadelijke effecten van die straling op bijenpopulaties, maar deze zijn daarmee geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten. ABRvS verklaart de hoger beroepen gegrond.

4. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat op voorhand niet aannemelijk is dat de plaatsing van de antennemast op een afstand van ongeveer 80 m van de bijenstal van [wederpartij], leidt tot schade aan zijn bijen. Dat de gevreesde schade zal ontstaan kan niet worden opgemaakt uit de door hem geraadpleegde onderzoeken. De onderzoeken waarin wél wordt geconcludeerd tot negatieve effecten op bijen als gevolg van met mobiele telefonie samenhangende straling, zien op andere situaties dan die thans aan de orde is. Het college betoogt voorts dat de vraag of beschikbare onderzoeken aan de daaraan te stellen wetenschappelijke normen voldoen, onmogelijk door hem kan worden beantwoord, zodat de rechtbank te hoge eisen stelt aan de motivering van de besluitvorming.

4.3. Het ligt vervolgens op de weg van [wederpartij] en anderen om, op grond van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten, aannemelijk te maken dat de beoordeling van het college over de risico’s van elektromagnetische straling geen stand kan houden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 april 2013 in zaak nr. 201208357/1/A4).

[wederpartij] en anderen hebben zich onder verwijzing naar diverse rapporten op het standpunt gesteld dat schade aan de bijenpopulaties van [wederpartij] door realisering van het bouwplan aannemelijk is en dat het college de ontheffing en bouwvergunning daarom had moeten weigeren. Onder meer verwijzen zij naar de onderzoeken die in de voormelde brochure van Warnke en in de literatuurstudie onder redactie van Blacquière en Hoofwijk worden besproken. Tevens verwijzen zij naar het ‘Scientific report about the influence of electromagnetic fields on honeybees’ van de Zwitserse bioloog D. Favre van 17 april 2012, waarin Favre op verzoek van [wederpartij] en anderen onder meer een reactie geeft op de conclusies van De Lange, en naar het onderzoek ‘Mobile phone-induced honeybee worker piping’ van Favre uit 2011, waarin deze, samengevat weergegeven, tot de conclusie komt dat blootstelling door bijen aan door actieve mobiele telefoons opgewekte elektromagnetische velden, bij die bijen het zogeheten worker piping veroorzaakt, het signaal dat bijen normaal gesproken afgeven om het uitzwermen te initialiseren.

[wederpartij] en anderen hebben tevens gewezen op het artikel ‘A review of the ecological effects of radiofrequency electromagnetic fields (RF-EMF)’ uit 2012 van S. Cucurachi en anderen, waarvan de auteurs zijn verbonden aan het Institute of Environmental Sciences (CML) van de Universiteit Leiden en/of aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Het artikel bevat een systematisch onderzoek naar gepubliceerde wetenschappelijke studies over de mogelijke ecologische effecten van radiofrequente elektromagnetische velden. Omdat een hoge wetenschappelijke standaard wordt nagestreefd, zijn uitsluitend publicaties onderzocht die aan een zogeheten peer review, collegiale toetsing, waren onderworpen. In de paragraaf die betrekking heeft op onderzoek naar honingbijen, staat dat acht studies, waarin twaalf experimenten zijn verricht, aan de aangelegde criteria voldoen. Cucurachi en anderen concluderen dat, hoewel in een aantal ervan, waaronder studies van Harst, Kimmel en Kumar, effecten op bijen zijn waargenomen, deze studies, met uitzondering van het hiervoor aangehaalde onderzoek van Favre uit 2011 waarin het ontstaan van het zwermsignaal is aangetoond, in methodologisch opzicht te wensen overlaten, onder meer omdat geen statistische analyse werd uitgevoerd. Naar aanleiding van hun bevindingen bevelen de auteurs aan dat nader onderzoek wordt verricht. Favre heeft ter zitting toegelicht dat zijn onderzoek het eerste onderzoek is dat het ontstaan van het zwermsignaal aantoont en dat herhaling ervan tot aanbeveling strekt.

Met deze rapporten hebben [wederpartij] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling van het college over de risico’s van elektromagnetische straling geen stand kan houden. Enkele van de door hen overgelegde onderzoeken geven weliswaar een beeld van mogelijk schadelijke effecten van die straling op bijenpopulaties, maar deze zijn daarmee geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 25 januari 2012 en 19 september 2012 in zaak nr. 10/2088;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk van 9 november 2010, kenmerk BL 20100060 zoals aangevuld op 3 april 2012, kenmerk 2012-003274, ongegrond;
IV. bepaalt dat de secretaris van de Raad van State aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V. het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) vergoedt.

IT 1224

Staat van de Ether 2012

Agentschap Telecom, Staat van de Ether 2012, Bijlage bij Kamerstukken II, 24 095 nr. 351.
Telecom. Het bezit van smartphones, tablets en andere apparatuur is de laatste jaren sterk gestegen. Draadloze toepassingen zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Telefoon, internet en e-mail zijn van wezenlijk belang voor het functioneren van onze huidige samenleving. Velen gebruiken in hun vrije tijd apps, luisteren online naar muziek of kijken naar tv of film via een mobiel apparaat. Het mobiele netwerk is daarmee een belangrijke levensader voor onze samenleving geworden. Zonder mobiel netwerk geen mobiele communicatie. (...)

Telecommunicatie bestaat allang niet meer alleen uit bellen. En het koperen draadje dat in vroeger tijden de basis voor ons netwerk vormde heeft zich ontwikkeld tot een omvangrijke en hoogwaardige technologische infrastructuur. Telecommunicatie is essentieel geworden voor ons dagelijks functioneren en een belangrijk onderdeel van de Nederlandse vitale infrastructuur.

Inhoudsopgave
Voorwoord 5
Inleiding 6
Telecom 8
Waarborgen moderne telecommunicatie 9
Waarborgen betrouwbare telecommunicatie 16
Media 24
Herstel en ontwikkeling 25
Vitale infrastructuren 38
Telecommunicatie: een vitale infrastructuur 39
1-1-2 storing 41
Loket Meldplicht Continuïteitsverstoringen 42
WION 44
Vergunningsvrije toepassingen en apparatuur 48
Meer ruimte voor vergunningsvrij frequentiegebruik 49

IT 1222

Resultaten onderzoek CBP naar packet inspection door telecomaanbieders

Uit het persbericht: Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) publiceert vandaag zijn rapporten naar aanleiding van het onderzoek naar analyse van het dataverkeer (packet inspection) over het mobiele netwerk door de telecomaanbieders KPN, Tele2, T-Mobile en Vodafone. Deze vier telecomaanbieders zijn de grootste mobiele netwerkaanbieders in Nederland. Tijdens het onderzoek constateerde het CBP bij alle bedrijven overtredingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Telecommunicatiewet (Tw). De bedrijven bleken onder meer in strijd met de wet op detailniveau gegevens te bewaren over de bezochte websites en gebruikte apps. Dergelijke gegevens moeten op basis van de wet zo snel mogelijk na het verzamelen worden verwijderd of onomkeerbaar worden geanonimiseerd. Gegevens over bezochte websites en gebruikte apps via de mobiele telefoon zeggen veel over het gedrag en de voorkeuren van mensen. Het is in veel gevallen niet noodzakelijk om deze gegevens op klantniveau te bewaren.

Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat klanten niet of onjuist worden geïnformeerd over het feit dat de telecomaanbieders deze gedetailleerde informatie over hen verzamelen en wat zij ermee doen. Dit gebrek aan transparantie is ook in strijd met de wet.

Een deel van de geconstateerde overtredingen is inmiddels naar aanleiding van het onderzoek beëindigd. Het CBP zal nu controleren in hoeverre geconstateerde overtredingen nog voortduren en beslissen of het handhavende maatregelen zal nemen.

Lees het rapport van definitieve bevindingen van KPN (8,4 MB)
Lees het rapport van definitieve bevindingen van Tele2 (7 MB)
Lees het rapport van definitieve bevindingen van T-Mobile (9,1 MB)
Lees het rapport van definitieve bevindingen van Vodafone (10,8 MB)

K​PN
KPN heeft naar aanleiding van het onderzoek van het CBP maatregelen getroffen waardoor de geconstateerde overtredingen zijn beëindigd. De telecomaanbieder handelde in strijd met de wet door de voor het beheer van het netwerk verzamelde gegevens over websitebezoek en appgebruik niet zo snel mogelijk onomkeerbaar te anonimiseren of te verwijderen. Het bedrijf heeft de betreffende apparatuur voor data-analyse nog tijdens het onderzoek stopgezet en de hiermee verzamelde gegevens verwijderd. Inmiddels heeft KPN aangegeven apparatuur in gebruik te hebben genomen die gegevens zo snel mogelijk na het verzamelen anonimiseert.

Tele2
Het CBP heeft bij Tele2 meerdere overtredingen geconstateerd die op één overtreding na nog voortduren. Tele2 overtreedt onder meer de wet door de gegevens over websitebezoek en appgebruik van klanten weliswaar te versleutelen, maar niet zo snel mogelijk na het verzamelen onomkeerbaar te anonimiseren. Het bedrijf blijkt deze gegevens gedurende een jaar te bewaren. Tele2 gebruikt bovendien zonder toestemming van zijn klanten de verzamelde gegevens voor marktonderzoeksdoeleinden. Ook dat is in strijd met de wet.
Tele2 heeft naar aanleiding van het onderzoek inmiddels een algemene privacyverklaring opgesteld waarmee het bedrijf zijn abonnees informeert. Deze privacyverklaring is echter nog onvolledig. In geval van onderhoud en/of storingswerkzaamheden biedt Tele2 toegang tot de persoonsgegevens aan een ander bedrijf buiten de Europese Unie waar geen sprake is van een passend beschermingsniveau. Tele2 heeft inmiddels stappen aangekondigd om deze overtreding te beëindigen.

T-Mobile
T-Mobile heeft een aantal overtredingen van de wet inmiddels (ten dele) beëindigd naar aanleiding van het onderzoek. Het bedrijf is nog altijd in overtreding omdat het e-mailadressen niet zo snel mogelijk verwijdert. T-Mobile heeft verder weliswaar zijn privacyverklaring aangepast, maar deze is nog niet helder over de bewaartermijnen.

Vodafone
Vodafone heeft een aantal overtredingen van de wet inmiddels (ten dele) beëindigd naar aanleiding van het onderzoek. Vodafone bewaart ondanks aanpassingen een persoonsgegeven nog langer dan noodzakelijk is voor het detecteren en oplossen van problemen in het netwerk (netwerkmonitoring). Hierdoor is Vodafone op dit onderdeel nog in overtreding. Tijdens het onderzoek bleek dat Vodafone persoonsgegevens met betrekking tot websitebezoek en appgebruik op detailniveau bewaarde. Vodafone heeft inmiddels verklaard dat dit niet meer gebeurt.
Na sluiting van het onderzoek heeft Vodafone ook de nog tekortschietende privacyverklaring en de verplichte melding (van de gegevensverwerking) bij het CBP aangepast.

Achtergrond
In het voorjaar 2011 besloot telecomtoezichthouder OPTA (inmiddels opgegaan in de ACM) na berichten in de media over diepgaande analyse van het berichtenverkeer een ‘quick-scan’ te starten onder de vier telecomaanbieders KPN, Vodafone, T-Mobile en Tele2. In deze quick-scan is nagegaan of en hoe deze partijen hun dataverkeer analyseren. Op basis van deze quick-scan concludeerde OPTA eind juni 2011 dat er in dat stadium van het onderzoek op basis van de Telecommunicatiewet geen aanleiding was voor handhavend optreden. OPTA heeft op basis van het samenwerkingsprotocol met het CBP haar voorlopige bevindingen ter beschikking gesteld aan het CBP ten behoeve van zijn onderzoek.

 

IT 1213

Frankrijk schendt machtigingsrichtlijn

HvJ EU 27 juni 2013, zaak C-485/11(Vodafone Malta en Mobisle Communications) - dossier - persbericht
Niet-nakoming – Schending van artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PB L 108, blz. 21) – Bijdragen en vergoedingen voor ondernemingen met een algemene machtiging – Verenigbaarheid van een nationale wettelijke regeling waarbij een bijkomende bijdrage wordt opgelegd aan operatoren van elektronische telecommunicatie. Beroep wordt afgewezen.

Uit het persbericht: The Authorisation Directive does not preclude either the special charge levied in France on electronic communications operators or the Maltese excise duty on mobile telephony services. That directive does not restrict Member States’ powers to impose non-administrative charges in respect of the provision of electronic communications services.

(...) In its judgment today, the Court points out, first, that the administrative charges covered by the Directive represent remuneration and that the only purpose of such charges is to cover the administrative costs incurred in the issue, management, control and enforcement of the general authorisation scheme in the field of electronic communications. Thus, a charge the trigger3 for which is linked to the general authorisation procedure for access to the electronic

telecommunications services market constitutes an administrative charge within the meaning of the Directive and may be imposed only in accordance with the requirements set out in the Directive.

However, the Court finds that the trigger for the charge in question is linked neither to the general authorisation procedure for access to the electronic telecommunications services market nor to the grant of a right to use radio frequencies or numbers. Indeed, that charge relates to the operator’s activities, which consist in providing electronic communications
services to end users in France.

The Court observes in that regard that the charge at issue is not levied on all electronic communications operators holding a general authorisation or a right to use radio frequencies or numbers but only on operators holding a general authorisation who already provide their services on the electronic communications services market to end users. It is not therefore levied simply on the basis of the fact that the operator holds a general authorisation or has the right to use radio
frequencies or numbers but is linked to the operator’s business of providing communications services.
In those circumstances, the Court finds that the charge at issue does not constitute an administrative charge within the meaning of the Directive and does not therefore fall within its scope. Consequently, the Court dismisses the Commission’s action.

IT 1210

Machtigingrichtlijn staat telefonieoperatoren toe accijns te heffen

HvJ EU 27 juni 2013, zaak C-71/12 (Vodafone Malta en Mobisle Communications) - dossier - persbericht
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Qorti Kostituzzjonali, Malta.
Telecom. Uitlegging van de artikelen 12 en 13 van richtlijn 2002/20/EG machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en –diensten. Nationale regelgeving die de operatoren van mobiele telefonie aan een heffing onderwerpt. Heffing enkel te betalen door de operatoren van mobiele telefonie en niet door andere ondernemingen die elektronischecommunicatiediensten ter beschikking stellen. Het Hof verklaart voor recht:

Artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG [...] (machtigingsrichtlijn) moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan de regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding op grond waarvan de operatoren die mobieletelefoniediensten aanbieden een recht – „accijns” genaamd – zijn verschuldigd ten belope van een percentage van de betalingen die zij van de gebruikers van deze diensten ontvangen, op voorwaarde dat het belastbare feit waarop dat recht is gebaseerd, geen verband houdt met de algemene machtigingsprocedure ter verkrijging van toegang tot de markt voor elektronischecommunicatiediensten, maar met het gebruik van door de operatoren aangeboden mobieletelefoniediensten en dat recht uiteindelijk door de gebruiker van deze diensten wordt betaald. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dat het geval is.

 

Vragen:

„Verbiedt [de machtigingsrichtlijn], en in het bijzonder de artikelen 12 en 13 ervan, de lidstaten om een fiscale last op te leggen aan operatoren van mobiele telecommunicatie, te weten:
a)      een recht, accijns genaamd, dat bij een nationale wettelijke regeling is ingevoerd;
b)      dat wordt berekend als een percentage van de vergoedingen die operatoren van mobiele telefonie van hun gebruikers vragen voor de door hen verrichte diensten, met uitzondering van de diensten die bij wet zijn vrijgesteld;
c)      dat individueel aan de operatoren van mobiele telefonie wordt betaald door hun gebruikers en vervolgens door alle aanbieders van mobieletelefoniediensten wordt overgemaakt aan de douanecontroleur, en dat enkel verschuldigd is door deze operatoren en niet door andere ondernemingen, daaronder begrepen de ondernemingen die andere elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten ter beschikking stellen?”
IT 1209

Begrip 'getroffen' in kaderrichtlijn

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 24 april 2013, zaak C-282/13 (T-Mobile tegen Telekom-Control-Kommission) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk).
Communicatie. Telecom. Dienstenrichtlijn. Orange Austria Telecommunication GmbH wordt overgenomen door Hutschison 3G Austria GmbH. Daarnaast is A1 Telekom Austria AG betrokken. Zij bieden net als verzoekster telecommunicatiediensten aan en hebben conform de telecomwet toestemming gevraagd voor de fusie en overdracht van frequenties.

Verzoekster heeft bij de Oostenrijkse Toezichthouder (verweerster) bezwaar gemaakt tegen de fusie omdat zij concurrentieverstoring voorzag. Verweerster heeft verzoeksters wens om in de procedure als partij te worden gehoord, alle stukken betekend te krijgen alsmede mededeling van de mogelijkheid tot beroep tegen de uiteindelijke beslissing te verkrijgen afgewezen. De vergunning is uiteindelijk onder voorwaarden verleend: één van de partners moet frequentierechten overdragen aan een derde, en dat is de hiervoor genoemde onderneming A1 geworden.

Verzoekster gaat tegen die beslissing in beroep. Zij meent dat bij de overdracht van gebruiksrechten (door wijzigingen in eigendomsstructuren van ondernemingen) ook concurrenten kunnen worden ‘getroffen’ in de zin van artikel 4.1 van de kaderrichtlijn.

De verwijzende Oostenrijkse rechter vraagt zich af wat in dit verband precies onder de term ‘getroffen’ moet worden verstaan. Hij kan niet uitsluiten dat verzoekster als houdster van rechten voor frequentiegebruik als ‘getroffen’ moet worden beschouwd, en besluit een vraag aan het HvJEU te stellen:

“Moeten de artikelen 4 en 9 ter van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108, blz. 33), juncto artikel 5, lid 6, van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108, blz. 21) aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan een concurrent in een in artikel 5, lid 6, van de machtigingsrichtlijn bedoelde nationale procedure de hoedanigheid van getroffen onderneming in de zin van artikel 4, lid 1, van de kaderrichtlijn heeft?”

IT 1203

Prejudiciële vragen over uitleg Richtlijn 2002/20/EG

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 7 mei 2013, gevoegde zaken C-256/13 en C-264/13 (Belgacom ea) - dossier zaak C-256/13 en zaak C-264/13
Prejudiciële vraag gesteld door Hof van Beroep Antwerpen, België. Belasten economische activiteit. Vergoeding. Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en diensten (‘Machtigingsrichtlijn’).

Verzoekster Belgacom (zaak C-256/13) levert telecommunicatiediensten. Zij is het oude staatsbedrijf en heeft van oudsher een netwerk. De pylonen die reeds voor vaste telefonie werden gebruikt worden nu ingezet voor de mobiele telefoondiensten. Om het hele grondgebied van België te bestrijken zijn meer pylonen, die enkel voor mobiele telefonie bestemd zijn, geïnstalleerd op (bestaande, gehuurde) gebouwen of speciaal daarvoor opgerichte bouwwerken. In 2006 is een Algemene Provinciebelasting Bedrijven 2007 op ‘vestigingen’ aangenomen. Voor de provincie Antwerpen ontvangt verzoekster voor drie vestigingen in totaal een aanslag van € 297,00. Zij dient in december 2007 een bezwaarschrift in, en in december 2008 een aanvulling. De provincie verwerpt het bezwaarschrift. Verzoekster ontvangt een aanvullende aanslag (jaar 2007bis) ten bedrage van € 45.441,-. Ook tegen die aanslag dient verzoekster 1 december 2008 bezwaar in dat al op 9 december wordt afgewezen. Er volgt nog een aanslag (2007ter) voor een bedrag van € 3.960,- waartegen ook weer bezwaar wordt gemaakt maar ook dit wordt verworpen.

Verzoekster is van mening dat voor de aanslagen een geldige rechtsgrondslag ontbreekt (publicatie van de regel had nog niet plaatsgevonden op moment van oplegging). Zij stapt naar de rechter die de vier zaken samenvoegt. De rechter in eerste instantie stelt verzoekster in het gelijk dat de provincialeregeling in strijd is met ‘de wet’. Verweerster (Provincie) gaat in beroep. Zij houdt vol dat verzoekster onroerende zaken in bezit heeft (voor de zendmasten) die als ‘vestigingen’ beschouwd worden. Deze bouwwerken komen niet in aanmerking voor belastingvrijdom. Verzoekster stelt dat de regeling weliswaar grondwetconform is maar indruist tegen RL 2002/20, de ‘machtigingsrichtlijn’, met name artikel 13 volgens welk artikel alleen een vergoeding mag worden gevraagd, geen belasting mag worden geheven.

De verwijzende Belgische rechter acht het stellen van een vraag aan het HvJEU noodzakelijk om deze zaak te kunnen beslissen:  "Moet(en) artikel 6 en/of artikel 13 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en diensten (Machtigingsrichtlijn) aldus worden uitgelegd dat zij/het in de weg staan/staat dat het een overheid van een lidstaat toegelaten is om de economische activiteit van de telecomoperatoren die op het grondgebied of een deel ervan verwezenlijkt wordt door de aanwezigheid op publiek of privaat domein van gsm-masten, -pylonen of -antennes die voor die activiteit worden aangewend, te belasten om budgettaire of andere redenen?"

Zaak C-264/13: In deze zaak is verzoekster Mobistar NV is tevens leverancier van mobiele diensten. De bedragen zijn anders maar de kern van de zaak is hetzelfde.