Gepubliceerd op maandag 29 april 2024
IT 4537
Rechtbank ||
15 feb 2024
Rechtbank 15 feb 2024, IT 4537; ECLI:NL:RBAMS:2024:2212 (Eiseres tegen gedaagden), https://www.itenrecht.nl/artikelen/eiseres-en-gedaagde-beide-slachtoffer-van-cryptofraude

Eiseres en gedaagde beide slachtoffer van cryptofraude

Rb. Amsterdam 15 februari 2024, IT 4537; ECLI:NL:RBAMS:2024:2212 (Eiseres tegen gedaagden). Op 27 maart 2023 heeft eiseres bij de politie aangifte gedaan van fraude. In het proces-verbaal geeft zij aan een gefalsificeerde factuur te hebben ontvangen van Biltz BV met het verzoek dezelfde dag het bedrag over te maken naar de rekening van gedaagde. Op 30 juni 2023 heeft gedaagde bij de politie aangifte gedaan van fraude met betaalproducten. Gedaagde stelt dat een vriend van haar misbruik heeft gemaakt van haar bankrekening en zij er verder niets mee te maken heeft. Eiseres vordert gedaagde te veroordelen tot betaling van €85.887,75 en Bitvavo (de cryptodienst) te veroordelen om de activa in de digitale bewaarportemonnee te liquideren. Gedaagde voert aan dat zij misleid is door haar vriend en dat eiseres verweten kan worden dat zij niet alert is geweest en de betaling heeft doorgezet. Bitvavo voert aan dat het bevriezingsbevel dat haar is opgelegd bij tussenvonnis van 14 december 2023 achterwege had moeten blijven. De rechtbank oordeelt als volgt. 

Gedaagde heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij slechts het slachtoffer is van identiteitsfraude. Zij heeft erkend dat zij haar ING-betaalrekening ter beschikking heeft gesteld, wat verboden is op grond van de algemene bankvoorwaarden. Voldoende aannemelijk is dat gedaagde op voornoemde gronden onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres. Gedaagde is dan ook gehouden het gehele onttrokken bedrag terug te betalen. Gezien het voortschrijdend inzicht aangaande de beslagmogelijkheden geldt dat het bevriezingsbevel jegens Bitvavo bij nader inzien niet gegeven had moeten worden. Deze beslissing zal buiten werking worden gesteld. Voorts wijst de rechtbank de exhibitievorderingen (op grond van artikel 843a Rv) jegens Bitvavo en Modulr toe.

4.2. [gedaagde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij slechts het slachtoffer is van identiteitsfraude. [gedaagde] heeft erkend dat zij haar ING-betaalrekening ter beschikking heeft gesteld aan [naam 4] . Dit is haar reeds verboden op grond van de algemene bankvoorwaarden en dat had [gedaagde] moeten althans kunnen weten. Uit het proces-verbaal van de door [gedaagde] gedane aangifte blijkt bovendien dat zij van [naam 4] had vernomen dat zijn eigen rekening was geblokkeerd, dat hij vijf jaar niet mocht bankieren en dat er een grote som geld op haar rekening zou worden gestort. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal dat zij reeds twijfels had aan de intenties van [naam 4] , maar dat zij vervolgens toch haar bank inloggegevens heeft afgestaan. Hiermee heeft [gedaagde] haar rekening, terwijl zij beter had moeten weten, ter beschikking gesteld voor frauduleus handelen. Kennelijk heeft zij vervolgens ook een foto van zichzelf afgegeven (of laten maken), alsmede een foto van haar identiteitsbewijs, waarmee zij heeft gefaciliteerd dat er op haar naam een account bij Bitvavo en een betaalrekening bij Modulr kon worden geopend, waardoor de frauduleus onttrokken gelden konden worden weggesluisd. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] op voornoemde gronden onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . [gedaagde] is dan ook gehouden het gehele onttrokken bedrag terug te betalen.

4.10. Gelet op deze toelichting wordt Bitvavo gevolgd in haar standpunt dat het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de Stichting op de vorderingen die de gebruiker heeft op de Stichting (de activa in een digitale bewaarportemonnee) op voornoemde manier wel degelijk mogelijk is en ook doel kan treffen.

4.11. Nu de beslag- en executiepraktijk rondom cryptocurrency nog niet uitgekristalliseerd is, kan het [eiseres] niet worden verweten dat zij om een ordemaatregel heeft gevraagd in plaats van een beslagverlof. Gezien het voortschrijdend inzicht aangaande de beslagmogelijkheden geldt echter dat het bevriezingsbevel bij nader inzien niet gegeven had moeten worden. Het in het tussenvonnis van 14 december 2023 gegeven bevriezingsbevel en de daaraan verbonden overige beslissingen zullen dan ook buiten werking worden gesteld op de wijze zoals hierna in de beslissing is vermeld.