Gepubliceerd op dinsdag 26 mei 2020
IT 3148

Kamerstuk: brief internetcriminaliteit van minister Grapperhaus

Op 20 mei heeft minister Grapperhaus aan de voorzitter van de Tweede Kamer de brief internetcriminaliteit gestuurd. Hierin gaat hij in op enkele belangrijke dilemma's bij de aanpak van internetcriminaliteit.

Zo zal ik in deze brief ingaan op de relatie tussen de opsporing en het behouden van het open en vrije karakter van het internet. Dit geldt zowel voor de toegang daartoe als de bewegingsvrijheid er op, inclusief de bescherming van de privacy van gebruikers. Mijn inzet is er ten eerste op gericht om de online anonimiteit van verdachten van strafbare feiten zoveel mogelijk weg te nemen, zonder daarbij het open karakter van het internet aan te tasten.
Ten tweede span ik mij, zowel op nationaal als op Europees en internationaal niveau, in voor het veilig gebruik van een open internet, onder andere door het schoonhouden daarvan, en aan een effectieve preventieve aanpak en opsporing van strafbare feiten. Dit is deels een klassieke opsporingstaak, maar gaat vaak ook in samenwerking met service providers en aanbieders van content, die hier ook een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Die verantwoordelijkheid wordt steeds meer genomen, hetgeen ik toejuich. Daar waar dat niet geval is spreek ik hen er op aan en werk ik aan het uitbreiden van de wettelijke instrumenten, waarbij een goede balans moet worden gevonden tussen de belangen van alle betrokken partijen.
Tot slot werk ik in internationaal verband aan het vergroten van de mogelijkheden om grensoverschrijdende opsporing in samenhang met andere landen te versnellen en te vergemakkelijken. Het grootste deel van het internetgebruik is inherent grensoverschrijdend van karakter en dit levert obstakels op voor de opsporing in Nederland, net zoals dat obstakels in andere landen oplevert.

Lees verder op Tweede Kamer.nl.