Gepubliceerd op dinsdag 17 oktober 2023
IT 4395

Prejudiciële vragen gesteld over geïmiteerde autojournalist in het kader van de AVG

De verweerder PTAC heeft een informatiecampagne gevoerd waarbij een video op verschillende websites werd verspreid. De hoofdrolspeler in de video waarschuwt consumenten voor belangrijke risico’s die ze kunnen lopen bij de aankoop van een tweedehandsauto. In de video imiteerde de hoofdrolspeler de stem en het uiterlijk van een bekende Letse autojournalist en -deskundige. De geïmiteerde journalist (verzoeker) was ontevreden over de manier waarop hij in de video werd afgebeeld en verzocht PTAC om de vertoning te stoppen, openbare excuses aan te bieden en een vergoeding te betalen voor geleden immateriële schade. PTAC weigerde dit verzoek, waarna verzoeker een rechtszaak aanspande om de handeling van PTAC onwettig te verklaren en compensatie te eisen voor immateriële schade. Het beroep werd gedeeltelijk toegewezen, maar verzoeker ging in cassatieberoep. Het Letse hof heeft hierop prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie in het kader van de AVG gesteld. Lees hier de verwijzingsuitspraak.

1. Moet artikel 82, lid 1, van de algemene verordening gegevensbescherming aldus worden uitgelegd dat de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, als inbreuk op deze verordening, op zich een ongerechtvaardigde inmenging in het subjectieve recht op gegevensbescherming van een persoon kan vormen en schade voor deze persoon kan opleveren?

2. Moet artikel 82, lid 1, van de algemene verordening gegevensbescherming aldus worden uitgelegd dat het, wanneer het niet mogelijk is om de toestand te herstellen zoals die was voordat de schade werd veroorzaakt, er niet aan in de weg staat dat als enige schadevergoeding voor immateriële schade de verplichting wordt opgelegd om excuses aan te bieden?

3. Moet artikel 82, lid 1, van de algemene verordening gegevensbescherming aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat omstandigheden die tekenend zijn voor de houding en de motivatie van de verwerkingsverantwoordelijke (bijvoorbeeld de noodzaak om een taak van algemeen belang te vervullen, het ontbreken van de bedoeling om de persoon schade te berokkenen of moeilijkheden om het rechtskader te begrijpen), worden aangewend als rechtvaardiging om een lagere vergoeding voor dergelijke schade vast te stellen?