DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 3 november 2020
IT 3304
Rechtbank ||
2 nov 2020
Rechtbank 2 nov 2020, IT 3304; ECLI:NL:RBAMS:2020:5254 (Reactie livestream Zwarte Piet), https://www.itenrecht.nl/artikelen/aanzet-tot-discriminatie-van-anti-zwarte-piet-demonstrant

Aanzet tot discriminatie van anti-Zwarte Piet-demonstrant

Rechtbank Amsterdam 2 november 2020, IEF 19547, IT 3304; ECLI:NL:RBAMS:2020:5254 (reactie livestream Zwarte Piet) NRC-columniste plaatste op haar privépagina op Facebook een livestream van een demonstratie tegen Zwarte Piet. Hierop kreeg zij duizenden (in overwegende mate negatieve) reacties. De publiciste heeft aangifte gedaan van racistische, seksistische, beledigende en bedreigende berichten. Verdachte in deze zaak is één van de 25 personen in het onderzoek 13Bitburg waarvan het OM tot dagvaarding heeft besloten [IEF 19544].

Voldoet deze uitlating aan de vereisten van artikel 137d Sr, waarin het aanzetten tot discriminatie van een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap strafbaar is gesteld? Er wordt geconcludeerd dat verdachte heeft aangezet tot discriminatie van een groep mensen wegens hun ras. De uitlating zet aan tot discriminatie van zwarte mensen; de uitlating van verdachte wordt van geen enkele sociale of maatschappelijke waarde beschouwd.

Stap 1: aanzetten tot discriminatie

Bij aanzetten tot discriminatie gaat het om de vorm van discriminatie zoals gedefinieerd in artikel 90quater Sr, te weten: elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.

De uitlating van verdachte zet naar het oordeel van de rechtbank aan tot discriminatie van zwarte mensen. De rechtbank is van oordeel dat door te schrijven dat zwarte mensen “der uit” moeten en hier vervolgens aan toe te voegen “alleen nog maar blanke mensen in Nederland”, de uitlating er naar zijn aard op is gericht anderen te overtuigen van dezelfde discriminerende gedachte, namelijk dat zwarte mensen Nederland moeten verlaten en dat alleen witte mensen in Nederland mogen leven. De rechtbank merkt op dat voor het bewezen achten van het aanzetten tot discriminatie niet is vereist dat de discriminatie door anderen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Stap 2: context van de uitlating

De tweede toets betreft de vraag of een uitlating in een bepaalde context is gedaan en, zo ja, in welke. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt.

De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 EVRM. De uitlatingen van verdachte zijn niet gedaan in het kader van zijn geloofsopvatting of artistieke expressie.

De rechtbank merkt op dat de vraag of sprake is van een uitlating die een bijdrage levert aan een maatschappelijk debat onder meer afhankelijk is van de vorm en de inhoud van de uitlating, bijvoorbeeld wat de meerwaarde van de uitlating is en of deze uitlating van publiek belang is.

Verdachte heeft over zijn uitlating verklaard dat het een uiting was van zijn boosheid. Deze uiting van boosheid nodigt echter op geen enkele manier uit om een maatschappelijk debat aan te gaan, laat staan dat de demonstranten die te zien waren op de livestream zelf aanleiding zouden hebben gegeven voor de discriminerende uitlating van verdachte.

De uitlating van verdachte beschouwt de rechtbank dan ook van geen enkele sociale of maatschappelijke waarde, zodat verdere bespreking van de vraag of deze bewoordingen zijn geplaatst in het kader van een maatschappelijk debat, achterwege kan blijven.

Onnodig grievend

Het derde criterium behoeft gelet op het voorgaande beslisschema geen nadere bespreking.