DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 3 december 2019
IT 2959
Rechtbank ||
3 dec 2019
Rechtbank 3 dec 2019, IT 2959; ECLI:NL:RBAMS:2019:8968 (FNV tegen Picnic), https://www.itenrecht.nl/artikelen/meeste-picnic-vennootschappen-vallen-niet-onder-supermarkt-cao

Meeste Picnic-vennootschappen vallen niet onder supermarkt-cao

Rechtbank Amsterdam 3 december 2019, IT 2959; ECLI:NL:RBAMS:2019:8968 (FNV tegen Picnic) Picnic is een online supermarkt. Via de Picnic-app kunnen klanten een bestelling plaatsen. De boodschappen worden vervolgens aan huis geleverd. De vraag is of Picnic c.s., dan wel een of meerdere van de Picnic-vennootschappen, onder de werkingssfeer van de supermarkt cao vallen. Iedere Picnic vennootschap (10 in totaal) verricht een eigen activiteit. Denk hierbij aan het ontwikkelen van de app, overslag van goederen, marketing, etc. FNV stelt dat de vennootschappen zich gezamenlijk bezighouden met de exploitatie van een online-supermarkt en zodoende allemaal als "winkel" in de zin van de cao moeten worden aangemerkt. De cao is volgens Picnic pas van toepassing als een werkgever een fysieke én virtuele inrichting exploiteert. Dit betoog wordt echter niet gevolgd. Een virtuele winkel op zichzelf is ook een winkel. Geoordeeld wordt verder dat onder het begrip werkgever in de cao niet kan worden verstaan een werkgever die in groeps- of concernverband activiteiten uitoefent die dienstig zijn aan de exploitatie van een winkel. Per rechtspersoon die werknemers in dienst heeft moet worden gekeken of de cao van toepassing is. Dit blijkt alleen het geval voor Picnic B.V. en niet voor alle andere Picnic-vennootschappen.

17. Dat betoog van Picnic c.s. wordt niet gevolgd. Het standpunt van Picnic c.s. zou immers tot het onaannemelijke gevolg leiden dat ook een werkgever die alleen een fysieke inrichting exploiteert niet onder het begrip “winkel” in de CAO zou vallen. De CAO zou daardoor sterk in werkingssfeer worden beperkt. Het woord “en” in artikel 2a van de CAO moet dan ook aldus worden uitgelegd dat het gaat om werkgevers die óf een fysieke, óf een virtuele inrichting, óf beiden exploiteren.

25. De tussenconclusie is dat onder het begrip “werkgever” in artikel 2c van de CAO niet kan worden verstaan een werkgever die in groeps- of concernverband activiteiten uitoefent die dienstig zijn aan de exploitatie van een winkel. Het daartoe strekkende standpunt van FNV wordt niet gevolgd. Met “werkgever” is objectief bezien bedoeld – voor zover hier van belang – een rechtspersoon die zelf een winkel exploiteert in de zin van de CAO. Er zal dan ook per werkgever (dus per rechtspersoon die werknemers in dienst heeft) moeten worden bezien of de CAO van toepassing is, hetgeen het geval als die werkgever een, in dit geval, virtuele inrichting exploiteert waar een verscheidenheid aan gebruiksartikelen worden verkocht.

27. De conclusie is dat alleen Picnic (gedaagde sub 2) onder de werkingssfeer van de CAO valt, overigens voor zover zij werknemers als bedoeld in de CAO in dienst heeft. Voor de periode dat de CAO algemeen verbindend is verklaard, dient de CAO dan ook door Picnic te worden nageleefd. Dat Picnic zich niet tegen de toepassing van de CAO heeft verzet, maakt anders dan zij heeft betoogd, niet dat FNV geen belang heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht.