DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 9 december 2019
IT 2963
Rechtbank ||
4 dec 2019
Rechtbank 4 dec 2019, IT 2963; ECLI:NL:RBNNE:2019:5063 (A tegen Arriva), https://www.itenrecht.nl/artikelen/termijn-indienen-verzoekschrift-tot-inzage-in-persoonsgegevens-verstreken

Termijn indienen verzoekschrift tot inzage in persoonsgegevens verstreken

Rechtbank Noord-Nederland 4 december 2019, IT 2963, ECLI:NL:RBNNE:2019:5063 (A tegen Arriva) A was in dienst van Arriva als buschauffeur, net zoals zijn vrouw, B. Beiden waren werkzaam op de vestiging Dordrecht. Arriva heeft een onderzoek laten instellen naar de communicatie op de werkvloer. De uitkomsten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport dat niet is gepubliceerd of ter inzage aan de betrokken personeelsleden gegeven, omdat het als vertrouwelijk rapport is aangemerkt. Er heeft vervolgens een werk gerelateerd incident plaatsgevonden, waarbij A en B betrokken waren. Enkele maanden na dat incident heeft Arriva A en B overgeplaatst, beiden wegens pesten op de werkvloer. A en B hebben Arriva herhaaldelijk gevraagd om toezending van of inzage in het rapport. Arriva heeft dit geweigerd en uiteindelijk slechts enkele citaten gestuurd. De verwerking van persoonsgegevens heeft niet in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving plaatsgevonden. Ook is geconstateerd dat het herhaalde indienen van verzoeken niet bewerkstelligt dat de termijn voor indiening van het verzoekschrift opnieuw begint te lopen. Als gevolg van het te laat inzenden van het verzoekschrift wordt A niet-ontvankelijk verklaard.


4.2. Ingevolge artikel 79 AVG kan een betrokkene rechtstreeks een voorziening in rechte instellen tegen een organisatie, indien hij van mening is dat de verwerking van zijn persoonsgegevens niet in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving heeft plaatsgevonden.

[…]

4.6. In het onderhavige geval heeft [A] (voor de eerste keer) op 5 april 2017 aan Arriva gevraagd om toezending van een kopie van het rapport communicatie op de werkvloer, waarop Arriva op 10 april 2017 heeft geantwoord. Niet in geschil is dat Arriva binnen de daarvoor geldende termijnen heeft gereageerd. [A] had dan ook - nu hij het niet eens was met het antwoord van Arriva - binnen zes weken na 10 april 2017 een verzoekschrift bij de rechtbank in moeten dienen. Dat heeft hij niet gedaan. Het verzoekschrift van [A] is namelijk gedateerd op 26 juli 2019 en ontvangen bij de rechtbank op 9 augustus 2019.

4.7. De gemachtigde van [A] heeft gesteld - zo begrijpt de rechtbank het - dat in het onderhavige geval een nieuwe termijn is gaan lopen omdat Arriva mondjesmaat steeds delen van het rapport aan [A] heeft vrijgegeven en het hem pas in juli 2019 duidelijk werd dat verder geen inzage of informatie meer zou worden verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van artikel 35 lid 2 UAVG mee dat het niet de bedoeling is dat met het indienen van herhaalde verzoeken kan worden bewerkstelligd dat er (steeds weer) een nieuwe termijn gaat lopen.

4.8. Overigens is in dit geval nog het volgende van belang. Arriva heeft op 7 maart 2019 voor het laatst informatie uit het rapport communicatie op de werkvloer aan [A] en [B] toegezonden, namelijk enkele citaten van collega's over [A] en [B] . Vervolgens heeft de gemachtigde van [A] en [B] op 10 mei 2019 nog "een laatste verzoek" gedaan om inzage te krijgen in het volledige rapport, waarop Arriva op 13 mei 2019 afwijzend heeft gereageerd. Voor zover er al een nieuwe termijn zou zijn gaan lopen nadat Arriva (alsnog) informatie had verstuurd naar aanleiding van een verzoek daartoe, is die termijn begonnen op 13 mei 2019 en was die zes weken later, op 24 juni 2019, verstreken. Het verzoekschrift is pas geruime tijd daarna en dus óók te laat ingediend indien van een opnieuw lopende termijn sprake zou zijn geweest.