DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 25 juni 2020
IT 3173
Rechtbank ||
24 jun 2020
Rechtbank 24 jun 2020, IT 3173; ECLI:NL:RBGEL:2020:2971 (Verzoeker tegen ABN AMRO), https://www.itenrecht.nl/artikelen/verzoek-verwijdering-registraties-ir-en-evr-afgewezen-1

Verzoek verwijdering registraties IR en EVR afgewezen

Rechtbank Gelderland 24 juni 2020, IT 3173, ECLI:NL:RBGEL:2020:2971 (Verzoeker tegen ABN AMRO) Verzoek verwijdering persoonsgegevens. Artikel 21 AVG. Verzoekster, met als beroep accountant, heeft een vervalst fiscaal overzicht opgestuurd naar ABN AMRO in het kader van een aanvraag voor een hypothecaire financiering. Haar persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 4 onder 1) AVG zijn hierna opgenomen in het IR en EVR. Het verzoek tot verwijdering van de IR- en EVR-registraties worden afgewezen. Het subsidiaire verzoek tot beperking van de duur van de registraties wordt ook afgewezen. De gestelde belangen van de verzoekster bij verwijdering van haar persoonsgegevens wegen niet zwaarder dan de rechtvaardigde belangen van verweerster bij handhaving daarvan.

Met betrekking tot de vereiste belangenafweging overweegt de rechtbank als volgt.

4.9.1. Het verstrekken van juiste gegevens in het kader van aanvragen voor (hypothecaire) financieringen is voor de financiële  sector en haar klanten van groot belang. Overfinanciering kan leiden tot financiële problemen bij deze klanten en tot schade bij de bank en de financiële sector als geheel. De banken moeten kunnen vertrouwen op de juistheid van de hen verstrekte gegevens. Indien een bank wordt geconfronteerd met vervalste documenten, of ander frauduleus handelen, vormt dit een risico voor de belangen van de bank en voor de financiële sector als geheel. Bij registratie bestaat derhalve een zwaarwegend belang. Zulks temeer nu verzoekster doelbewust verweerster heeft geprobeerd te misleiden en daarin heeft volhard.

4.9.2. Dat deze registratie maakt dat verzoekster geen financiële producten bij andere banken kan krijgen, is nadelig voor  verzoekster, maar is van onvoldoende belang tegenover de hiervoor vermelde belangen van verweerster.

In het kader van haar belangen heeft verzoekster ook opgeworpen dat zij door de registraties geen verklaring omtrent gedrag kan krijgen. Dit standpunt is niet nader uiteengezet en niet met stukken onderbouwd. Verweerster heeft de juistheid van dit standpunt gemotiveerd betwist. Zonder deze nadere toelichting ziet de rechtbank niet in dat registraties in het IR en/of EVR in de weg staan aan de afgifte van een verklaring omtrent gedrag. Maar ook los hiervan biedt deze omstandigheid onvoldoende tegenwicht.


4.9.3. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de gestelde belangen van verzoekster bij verwijdering van haar persoonsgegevens niet zwaarder wegen dan de rechtvaardigde belangen van verweerster bij handhaving daarvan.