DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 7 december 2022
IT 4171
||
18 okt 2022
18 okt 2022, IT 4171; ECLI:NL:GHAMS:2022:2961 (MFR tegen AvroTROS c.s.), https://www.itenrecht.nl/artikelen/vorderingen-mfr-verjaard

Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam.

Vorderingen MFR verjaard

Hof Amsterdam 18 oktober 2022, IEF 21131, IT 4171; ECLI:NL:GHAMS:2022:2961 (MFR tegen AVROTROS) Eiser is bedenker van de BioStabil 2000 en heeft dit samen met MFR geproduceerd en op de markt gebracht. De BioStabil is een zilveren of gouden ketting met hanger. De ketting zou genezende werking hebben door magnetisme en werd te koop aangeboden. AVROTROS besteedde op 8 maart 2004 aandacht aan de BioStabil in het televisieprogramma Radar in een van haar uitzendingen. Over deze uitzending is reeds veelvuldig geprocedeerd, waarbij telkens geoordeeld werd dat de uitzending niet onrechtmatig was.

Het vonnis in eerste aanleg [IEF 19703] wordt in hoger beroep bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de kennis van Santanera gelijk te stellen valt aan die van MFR. Hiervan uitgaande komt het hof evenals de rechtbank tot het oordeel dat de vorderingen van MFR zijn verjaard. Daarnaast zijn door MFR geen (nieuwe) feiten en omstandigheden gesteld die rechtens kunnen leiden tot een ander oordeel.

3.5. Het hof stelt vast dat, gelet op het bevestigende antwoord van MFR tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof, niet (meer) in geschil is dat de kennis van [A] gelijk te stellen valt aan die van MFR. Uitgaande hiervan komt het hof evenals de rechtbank tot het oordeel dat de vorderingen van MFR tegen Uitzending 1 (d.d. 8 maart 2004) en Uitzending 2 (d.d. 4 januari 2010) op grond van de vijfjarige verjaringstermijn zijn verjaard; Uitzending 1 was op 9 maart 2009 en Uitzending 2 op 5 januari 2015. MFR licht ook in hoger beroep niet, althans onvoldoende toe waarom er van verjaring niet kan worden gesproken. Grief 1 slaagt niet. 

3.6. Dit betekent ook dat grief 2 (de rechtbank heeft zich ten onrechte aangesloten bij Vonnis 1 omdat MFR een zelfstandige procespartij is, die zich beroept op andere feitelijke en juridische gronden) geen behandeling meer behoeft voor zover het de Uitzendingen 1 en 2 betreft. Overigens verenigt het hof zich met het oordeel en de daartoe gegeven motivering van de rechtbank dat door MFR geen (nieuwe) feiten en/of omstandigheden zijn gesteld die rechtens kunnen leiden tot een ander oordeel dan wat volgt uit de Vonnissen 1 tot en met 3 en maakt dat oordeel tot de zijne. 

3.7. Voor zover MFR met grief 3 betoogt dat de rechtbank de juridische maatstaf voor verjaring van rechtsvorderingen ex artikel 3:310 BW verkeerd heeft toegepast, heeft de grief geen succes. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat onbekendheid met of onzekerheid over de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon niet aan aanvang van de verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW in de weg staat. De benadeelde dient voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – te hebben verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Dat is direct met Uitzending 1 het geval, zo valt alleen al af te leiden uit het feit dat [A] AVROTROS reeds kort na die uitzending in rechte heeft betrokken. Van Uitzending 2 kan hetzelfde worden gezegd omdat die uitzending slechts bestaat uit fragmenten van Uitzending 1. MFR heeft onvoldoende toegelicht waarom anders zou moeten worden geoordeeld. 

Grief 3 faalt. 

3.8. Met grief 4 voert MFR aan voldoende belang te hebben bij haar verzochte verklaring voor recht ook als de vordering tot vergoeding van schade is verjaard, nu deze kan bijdragen aan beperking van de schade die MFR nog altijd als gevolg van de Uitzendingen 1, 2 en 3 lijdt. 

Bij gebrek aan een nadere toelichting van MFR, welke gezien de uitkomst van de voorgaande grieven verwacht had mogen worden, en gelet op de gemotiveerde betwisting van AVROTROS c.s. heeft deze grief geen succes. 

3.9. Aangezien de voorgaande grieven falen, behoeft grief 5 van MFR die gericht is tegen afwijzing van haar vorderingen en veroordeling in de kosten geen bespreking meer.