DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 20 december 2019
IT 2977
Hof ||
17 dec 2019
Hof 17 dec 2019, IT 2977; ECLI:NL:GHSHE:2019:4535 (Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis tegen Alert), https://www.itenrecht.nl/artikelen/ziekenhuis-heeft-overeenkomst-met-softwarebedrijf-terecht-ontbonden

Uitspraak ingezonden door Ernst-Jan van de Pas, Dirkzwager.

Ziekenhuis heeft overeenkomst met softwarebedrijf terecht ontbonden

Hof Den Bosch 17 december 2019, IT 2977; ECLI:NL:GHSHE:2019:4535 (Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis tegen Alert) Complexe ICT-opdracht van een ziekenhuis mislukt. Vordering tot ontbinding van de overeenkomst voor de opleverdatum. Vernietiging van het vonnis in eerste aanleg [IEF 1351]. De overeenkomst tot implementatie van een ZIS/EPD is door het ziekenhuis terecht ontbonden. De afgesproken datum van 31 maart 2012, waarop het complete computersysteem had moeten werken, was een fatale termijn. Volgens het ziekenhuis was het softwarebedrijf ernstig tekortgeschoten in de gemaakte afspraken en zou de afgesproken opleverdatum niet worden gehaald. Alert moet het ziekenhuis een bedrag van ruim 4,5 miljoen euro terugbetalen, dat aan het bedrijf was betaald voor te leveren diensten.

18.18.
Naar het oordeel van het hof komt TsZ, het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, een beroep toe de ‘anticipatory breach’ van artikel 6:80 BW. TsZ heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat zij de overeenkomst mocht ontbinden omdat vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn (artikel 6:80 lid 1 sub a BW). Zoals hiervoor is vastgesteld, was de fatale Go-Live datum niet meer haalbaar. Dit moet wordt bezien tegen de achtergrond van de reeds opgelopen vertragingen en de hoeveelheid nog te verwachten werkzaamheden. De context waarbinnen de ontbinding plaatsvond, was verder dat de voortgang van het project ernstig werd belemmerd doordat de projectorganisatie en projectmanagement van Alert c.s. inadequaat was. Daar komt bij dat Alert c.s. de fout hadden begaan in te stemmen met de demonstratie van de medicatiefunctionaliteit. Hierdoor ontstond er binnen het ziekenhuis de vrees dat het project geen succes zou worden. In de onderhavige procedure is komen vast te staan dat deze vrees gerechtvaardigd was. Vgl. het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2019, waarbij is overwogen bij vraag of op enig moment sprake is van verzuim ook latere feiten en omstandigheden van belang kunnen zijn (ECLI:NL:HR:2019:1581, rov. 3.5.2).

18.22.
Bij deze stand van zaken is ook voldaan aan de vereisten van artikel 6:80 lid 1 sub b en c BW. Gelet op de verklaringen en gedragingen van Alert c.s. hoefde TsZ vanaf november 2011 in redelijkheid niet meer verder in overleg te gaan. Hoe dan ook was TsZ naar het oordeel van het hof niet gehouden de Go-Live datum af te wachten voordat zij tot ontbinding van de Framework Agreement zou overgaan. Dat naar de mening van de deskundigen de stuurgroep onvoldoende heeft gefunctioneerd en dat TsZ als voorzitter en secretaris daar ook verantwoordelijk voor was, maakt dit niet anders. Volgens de deskundigen zijn Alert c.s. daarvoor namelijk ook verantwoordelijk gegeven hun leidende rol in het project. Ook het feit dat TsZ Alert c.s. heeft uitgesloten van deelname aan de stuurgroepvergadering van 18 april 2011 is in dit verband van onvoldoende betekenis.

18.24.
Opmerking verdient nog dat de procedure in artikel 11 van de Framework Agreement er niet aan de weg stond dat TsZ de overeenkomst rechtsgeldig kon ontbinden zoals zij heeft gedaan. Artikel 11 betreft een bepaling over ‘software acceptance’. Volgens de daarin opgenomen procedure kan TsZ de Framework Agreement pas na de derde ‘rejection’ ontbinden (lid 7). Deze procedure laat echter onverlet dat schending van een ‘material obligation’, als hier aan de orde, een ontbindingsgrond oplevert op grond van artikel 13 van de Framework Agreement (zie ook rov. 4.11 van het vonnis waarvan beroep). Artikel 11 gaat over gesteld tekortschieten van opgeleverde software. In dit geval is geen acceptatietest als bedoeld in artikel 11 uitgevoerd. TsZ heeft bij haar grief 20 nogmaals naar voren gebracht dat de procedure in artikel 11 slechts een aanvullende ontbindingsgrond behelst. In haar reactie op deze grief betwist Alert c.s. dit ook niet langer.