Rechtbank Rotterdam 15 februari 2023, IT 4233; ECLI:NL:RBROT:2023:1605 (eiser tegen verweerder) Bestuursrecht. In deze zaak heeft de rechter beoordeeld of verweerder terecht heeft bepaald dat eisers bezwaar (tegen de brief van 18 januari 2022) niet-ontvankelijk is omdat die brief geen besluit is in de zin van de Awb. De rechtbank oordeelde dat de eiser om inzage in zijn persoonsgegevens heeft verzocht op grond van artikel 15 van de AVG, en dat een beslissing op zo'n verzoek een Awb-besluit is volgens artikel 34 van de AVG. Daarom was de brief van verweerder van 18 januari 2022 een Awb-besluit waar bezwaar tegen kon worden gemaakt. Het was daarnaast onterecht dat verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelde ook dat het bezwaar van de eiser ongegrond was omdat verweerder de dossierstukken, waar de eiser om had gevraagd, had vernietigd vanwege het verstrijken van de wettelijk voorgeschreven bewaartermijn, en daarom niet kon worden verstrekt. De eiser had niet kunnen aantonen dat verweerder meer dossierstukken had dan de stukken die in beroep waren overgelegd, en daarom had verweerder het inzageverzoek terecht afgewezen.