Gepubliceerd op vrijdag 26 februari 2021
IT 3417
Rechtbank ||
17 feb 2021
Rechtbank 17 feb 2021, IT 3417; ECLI:NL:RBROT:2021:1379 (blndr tegen Aircommerce ), https://www.itenrecht.nl/artikelen/aansprakelijkheid-aircommerce-wegens-afbreken-project

Aansprakelijkheid Aircommerce wegens afbreken project

Rechtbank Rotterdam 17 februari 2021, IT 3417; ECLI:NL:RBROT:2021:1379 (blndr tegen Aircommerce) blndr is een specialist op het gebied van greenscreen fotomarketing. Aircommerce (AC) is een onderneming die zich bezighoudt met het bedenken van reclamecampagnes en zich met name richt op de luchtvaart. In 2017 heeft AC in opdracht van Schiphol een concept ontwikkeld. Het betreft, kort gezegd, een interactieve photo booth in de vorm van een kubus. De installatie van de twee kubussen op Schiphol verliep niet probleemloos. Een derde kubus is gebruikt voor een presentatie op een beurs in Cannes. Over het af te sluiten contract hebben partijen vanaf medio 2017 overleg gevoerd. Het overleg over het contract en de uitvoering van het project vielen deels samen. Begin april 2018 is de samenwerking tot een einde gekomen. De vraag is of er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en zo ja, of AC die overeenkomst rechtsgeldig heeft beëindigd. Geoordeeld wordt dat partijen aan de schriftelijkheidseis zijn voorbijgegaan door uitvoering te geven aan het project, waardoor een overeenkomst tot stand is gekomen. AC had daarom de overeenkomst niet eenzijdig mogen ontbinden zonder alvorens blndr in gebreke te stellen.

4.9.1. De uitleg van AC komt er op neer dat BLNDR een ondernemersrisico heeft genomen door de overeenkomst al uit te voeren in de hoop dat zij AC kon overtuigen een goed product te kunnen leveren. Dit is een tamelijk vergaande uitleg die een stevige onderbouwing vereist. Die onderbouwing geeft AC onvoldoende. Dat BLNDR op 4 mei 2017 schreef dat zij eerst samen succes wil creëren op Schiphol en laten zien dat het werkt, betekent niet dat zij voor eigen rekening en risico een pilot wilde uitvoeren die bestaat uit het opleveren van de hard- en software waar de overeenkomst op zou zien. Die bereidheid blijkt evenmin uit het verdere vervolg. In de intentieverklaring uit juni 2017 staat het niet. Daarin staat alleen een (algemeen verwoordde) schriftelijkheidseis. Ook de offerte uit juli 2017 maakt geen melding van een pilot. Het is een onvoorwaardelijk geformuleerde offerte voor de levering van hard- en software met support. Ook in de overige correspondentie – in het bijzonder die van 7 januari 2018 – komt niet terug dat het om een pilot zou gaan. Nu er overigens geen omstandigheden zijn gesteld waar dit uit zou volgen, slaagt het verweer niet.

4.9.2. Daarmee resteert de schriftelijkheidseis van de intentieverklaring. Het beroep van AC hierop slaagt evenmin. Partijen hebben uitvoering gegeven aan de gemaakte afspraken terwijl deze nog verder uitgewerkt en geformaliseerd werden en zijn het over die afspraken ook eens geworden. Daarmee zijn zij stilzwijgend voorbijgegaan aan de schriftelijkheidseis en kan AC zich daarop niet langer beroepen.

4.14. Aan het voorgaande doet niet af dat er inderdaad problemen met de kubussen waren. Een deel van de problemen waarop AC haar ontbinding baseert, dateert van september, oktober en november 2017. In de brief van 21 november 2017 gaf AC een opsomming van de problemen die er op dat moment waren. Die brief en de reactie daarop van BLNDR zijn hiervoor onder 2.18 geciteerd. AC schreef in die mail dat zij een ‘lijstje van onvolkomenheden / next steps’ gaf en BLNDR reageerde ook prompt op die email met een inhoudelijke reactie. Na 21 november 2017 zijn er herhaaldelijk storingen geweest van de kubussen, waaronder de storingen in januari 2018. Toch zond een medewerker van AC op 21 februari 2018 nog de hiervoor al aangehaalde email. Daarin schreef hij dat hij de overeenkomst en de service level agreement er op nageslagen had en dat hij zich (kennelijk in een interne discussie binnen AC) op het standpunt had gesteld dat dit (de problemen met de uptime van het systeem) de kinderziektes van de samenwerking zijn. Vervolgens waren er ook in maart 2018 weer storingen. AC legt niet (voldoende concreet) uit hoe dit maakt dat in april 2018 de situatie van ‘een lijst van onvolkomenheden en next steps’ / ‘kinderziektes’ is geëscaleerd naar één waarin van haar niet langer gevergd kon worden dat zij doorging met dit project en ontbinding zonder ingebrekestelling mogelijk zou moeten worden geacht.

4.15. Het betoog van AC dat BLNDR in de beëindiging / ontbinding heeft berust door de geleverde hardware retour te nemen, slaagt niet. AC heeft eenzijdig de hardware retour gezonden tegen het (schriftelijke) bezwaar van BLNDR in.