Gepubliceerd op vrijdag 29 juli 2022
IT 4006
Rechtbank Amsterdam ||
26 jul 2022
Rechtbank Amsterdam 26 jul 2022, IT 4006; ECLI:NL:RBAMS:2022:1934 (Eiseres tegen College van B&W), https://www.itenrecht.nl/artikelen/beroep-met-betrekking-tot-wissen-persoonsgegevens-ongegrond

Beroep met betrekking tot wissen persoonsgegevens ongegrond

Rb. Amsterdam 26 juli 2022, IT 4006; ECLI:NL:RBAMS:2022:1934 (eiseres tegen College van B&W) Het College van B&W te Amsterdam heeft met het beluit van 6 december 2018 het verzoek van eiseres tot het wissen van haar persoonsgegevens die zien op de Treiteraanpak afgewezen op grond van artikel 17 lid 1 AVG. Met het besluit van 21 april 2020 heeft het College het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. De vraag die in deze zaak centraal staat is of de persoonsgegevens van eiseres rechtmatig verwerkt zijn door het College. Daarnaast moet worden nagegaan of de verwerking noodzakelijk was. De rechtbank oordeelt dat het College voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de criteria voor opname in de Treiteraanpak. De persoonsgegevens van eiseres zijn volgens de rechtbank rechtmatig verwerkt in het kader van de Treiteraanpak. 

Ook oordeelt de rechtbank dat de verwerking van de persoonsgegevens verenigbaar is met het doel van de verwerking van de gegevens van de specifieke organisaties en de gevolgen voor eiseres. De rechtbank meent verder dat de verwerking van de persoonsgegevens op het moment van het bestreden besluit nog steeds kon worden gezien als ‘nodig’ voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een langere verwerking van de persoonsgegevens van eiseres dan nodig. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek of onzorgvuldig onderzoek door het College. Al met al verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond.

6.3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres voldoet aan deze criteria. Eiseres heeft door de jaren heen voorafgaand aan de opname van haar gegevens meldingen bij de politie over haar buurvrouw [de persoon 1] (slachtoffer 1) gedaan, waarbij de politie geen van de door eiseres gedane meldingen heeft kunnen vaststellen. Het ging hierbij om meldingen van geluidsoverlast door veel bezoek, aanzetten van de wasmachine in de avond, seksgeluiden, en gesteld drugsgebruik en wapenbezit door de vriend van [de persoon 1] . De politie is vaak naar aanleiding van deze meldingen bij [de persoon 1] ter plaatse gekomen en heeft nooit de door eiseres gemelde situatie geconstateerd. [de persoon 1] , naar verluid mede vanwege de ontstane situatie, is eind 2015 verhuisd door een woningruil te doen met [de persoon 2] (slachtoffer 2). [de persoon 1] is op haar beurt ook last blijven ondervinden van eiseres, zo blijkt uit een melding van [de persoon 1] bij de politie van 18 februari 2016, waarin zij meldt gestalkt te worden door eiseres. Op 5 december 2016 is vervolgens ook sprake geweest van een mishandeling, waarvan zowel [de persoon 1] als eiseres aangifte hebben gedaan.

Ook [de persoon 2] heeft problemen met eiseres ondervonden. Zo heeft [de persoon 2] op 22 juni 2016 aangifte gedaan van huisvredebreuk en vernieling. Ook heeft [de persoon 2] aangegeven veel geluidsoverlast te hebben ondervonden van ruzie binnen het gezin van eiseres.

Andere buurtbewoners van eiseres, namelijk [de persoon 3] (slachtoffer 3), [de persoon 4] (slachtoffer 4) en [de persoon 5] (slachtoffer 5), hebben ook bij de politie meldingen gedaan over en aangiftes gedaan tegen eiseres. Zo heeft [de persoon 3] op 18 december 2015 tegen eiseres aangifte gedaan van bedreiging, heeft [de persoon 5] op 8 maart 2016 aangifte gedaan van stalking en heeft [de persoon 4] op 22 maart 2016 en 19 november 2016 aangifte gedaan van bedreiging. [de persoon 3] heeft in haar aangifte vermeld dat zij telefonisch is bedreigd. Uit onderzoek van de politie bleek later dat dit door eiseres moet zijn gebeurd. [de persoon 4] heeft in haar aangifte van 22 maart 2016 melding gemaakt van mondelinge bedreiging door eiseres en van vernieling van het slotje en het naambordje van de brievenbus, het kapotmaken van fietstassen, het lekprikken van de banden van de fietst en het volspuiten van het slot met lijm. [de persoon 5] heeft voorts in zijn aangifte aangegeven dat hij herhaaldelijk anoniem is gebeld, waarbij een niet verstaanbaar bericht werd ingesproken. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan de eerste vier onder 6.2. genoemde criteria voldoet. Verweerder heeft hierbij tevens aannemelijk gemaakt dat het slachtofferschap in een overwegend aantal voor voornoemde situaties onbetwist is, waardoor ook aan het vijfde vereiste is voldaan.

7.2. De rechtbank is van oordeel dat de verwerking van de persoonsgegevens bij de Treiteraanpak verenigbaar is met het doel van de verwerking van de gegevens van de specifieke organisaties en de gevolgen voor eiseres, zoals vereist in artikel 6, vierde lid, aanhef en onder a en d, van de AVG. De rechtbank baseert zich hierbij op het doel zoals opgenomen in het Convenant (weergegeven onder 1.1.). Het feit dat eiseres gevolgen ondervindt van deze verwerking, maakt volgens de rechtbank niet dat de verwerking onverenigbaar is met de doelen waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld door de partijen die het Convenant hebben gesloten. In die doelomschrijving is ook het belang van de privacy van de betrokkenen, in dit geval eiseres, een plaats gegeven. Verder schrijft artikel 2 van het Convenant verschillende waarborgen voor over de gegevensverwerking van betrokkenen. Het gaat dan bijvoorbeeld over proportionaliteit en de geheimhoudingsplicht van de deelnemende partijen. De rechtbank is niet gebleken van strijd met deze waarborgen.

(…)