Gepubliceerd op vrijdag 3 december 2021
IT 3736
HvJ EU ||
2 dec 2021
HvJ EU 2 dec 2021, IT 3736; (Facebook Ireland tegen Verbraucherzentrale Bundesverband), https://www.itenrecht.nl/artikelen/conclusie-a-g-consumentenorganisatie-mag-vorderingen-instellen

Conclusie A-G: consumentenorganisatie mag vorderingen instellen

HvJ EU Conclusie A-G 2 december 2021, IEF 20372, IT 3736, IEFbe 3332; C-319/20 (Facebook Ireland tegen Verbraucherzentrale Bundesverband) In Duitsland klaagt de Federatie van Duitse consumentenorganisaties (de Federatie) dat Facebook Ierland inbreuk maakt op regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, de bestrijding van oneerlijke concurrentie en de consumentenbescherming, door in het App Centrum van het platform door derden geleverde spellen gratis beschikbaar te maken. In dat kader heeft de Federatie bij de Duitse rechter een vordering tot verbod ingesteld tegen Facebook Ireland. Het Bundesgerichtshof betwijfelt echter of het beroep van de Federatie ontvankelijk was. Zij vraagt zich af of een consumentenbeschermingsvereniging sinds de inwerkingtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming nog steeds bevoegd is om op te treden tegen inbreuken op die verordening. Daarom heeft het Bundesgerichtshof het Hof gevraagd om uitleg van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Volgens de Advocaat-Generaal past de behartiging van de collectieve belangen van consumenten door verenigingen bij uitstek bij de doelstelling van de Algemene Verordening Gegevensbescherming om een ​​hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens tot stand te brengen.

85.      Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging om de prejudiciële vraag van het Bundesgerichtshof te beantwoorden als volgt:

„Artikel 80, lid 2, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling die verenigingen die consumentenbelangen behartigen toestaat in rechte op te treden tegen degene van wie wordt vermoed dat hij inbreuk maakt op de bescherming van persoonsgegevens en waarbij deze verenigingen zich beroepen op het verbod op oneerlijke handelspraktijken, een inbreuk op de consumentenbeschermingswet of het verbod op de toepassing van ongeldige algemene voorwaarden, wanneer de representatieve vordering in kwestie tot doel heeft de rechten te doen eerbiedigen die personen wier gegevens worden verwerkt rechtstreeks aan die verordening ontlenen.”