Gepubliceerd op maandag 12 september 2022
IT 4060
Rechtbank Rotterdam ||
8 okt 2021
Rechtbank Rotterdam 8 okt 2021, IT 4060; ECLI:NL:RBROT:2021:13605 (Eiser tegen Directie van de RDW), https://www.itenrecht.nl/artikelen/geen-doorzendplicht-dus-geen-recht-op-schadevergoeding

Geen doorzendplicht, dus geen recht op schadevergoeding

Rb. Rotterdam 8 oktober 2021, IT 4060; ECLI:NL:RBROT:2021:13605 (eiser tegen Directie van de RDW) Eiser heeft de Directie van de RDW (hierna: Directie) verzocht om - indien verweerder persoonsgegevens van eiser verwerkt – inzage te geven. De Directie heeft het inzageverzoek van eiser gedeeltelijk afgewezen. Bij besluit van 24 december 2019 heeft de Directie het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de Directie de gegevens wel heeft verstrekt, maar dat zij heeft geweigerd of er gegevens met de politie of opsporingsdiensten zijn gedeeld en om welke gegevens het dan zou gaan. De rechtbank oordeelt dat het niet in strijd met de wet of kennelijk onredelijk is dat de Directie geen nadere informatie verstrekt wanneer er nog strafrechtelijke procedures lopen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er geen doorzendplicht bestaat. Hierdoor heeft eiser ook geen recht op een schadevergoeding wegens het niet doorsturen van het verzoek om gegevensverstrekking aan de politie. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

6. De stelling van eiser dat verweerder inzichtelijk had moeten maken welke informatie met de politie is gedeeld vanwege het verstrijken van de tijd, wordt niet door de rechtbank gevolgd. Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat de strafrechtelijke procedure nog niet is afgerond en er nog geen onherroepelijk oordeel ligt, waardoor het verstrekken van informatie mogelijk nog steeds een strafrechtelijk onderzoek kan belemmeren. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat alleen de politie de afweging kan maken of het verstrekken van informatie de opsporing of handhaving kan belemmeren en eiser er terecht op gewezen dat hij een verzoek op grond van de Wpg bij de politie kan indienen. Dat volgens vast beleid geen nadere informatie wordt verstrekt door verweerder wanneer er nog strafrechtelijke procedures lopen, acht de rechtbank niet in strijd met de wet of kennelijk onredelijk.

7.2. De doorzendplicht van artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ziet op de situatie waarin een bestuursorgaan niet bevoegd is om een beslissing te nemen. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat zijn verzoek aan verweerder een verzoek op grond van de AVG betreft en dat hij bewust een verzoek bij verweerder heeft ingediend. Eiser stelt bovendien ook los een verzoek bij de politie te hebben ingediend. Verweerder beschikte over de door eiser verzochte gegevens en was bevoegd om op het verzoek te beslissen. Er bestaat dan ook geen doorzendplicht op grond van de Awb voor verweerder. De uitspraak waar eiser naar verwijst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:284) waarin is geoordeeld dat het verzoek om gegevensverstrekking aangemerkt moest worden als een Wpg-verzoek en moest worden doorgezonden, is in dit geval niet van toepassing. Anders dan in die zaak, staat in dit geval vast hoe het verzoek moet worden aangemerkt, namelijk als een AVG-verzoek. Dat eiser verder ter zitting heeft gesteld zich reeds tot de politie te hebben gewend met het verzoek de gevraagde gegevens te verstrekken, maar dat de politie heeft gesteld niet over die gegevens te beschikken, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.