Gepubliceerd op woensdag 19 april 2017
IT 2262
Hof ||
14 mrt 2017
Hof 14 mrt 2017, IT 2262; ECLI:NL:GHDHA:2017:565 (Unilog tegen Erasmus MC), https://www.itenrecht.nl/artikelen/geen-schadevergoeding-afgebroken-onderhandeling-lopende-it-projecten-erasmus-mc

Geen schadevergoeding afgebroken onderhandeling 'lopende' IT-projecten Erasmus MC

Hof Den Haag 14 maart 2017, IT 2262; ECLI:NL:GHDHA:2017:565 (Unilog tegen Erasmus MC) ICT-werkzaamheden voor ziekenhuis. Maatadvies sloot met Erasmus MC een overeenkomst, Unilog voerde deze uit en schakelde daarbij eventueel ook derden in. De relatie met Maatadvies wordt beëindigd. Medewerkers van partijen hebben besprekingen en mails daarover uitgewisseld over de voortzetting en afronding van lopende projecten. Mondelinge opdracht op 7:411 BW. Geen schadevergoeding in verband met afbreken van onderhandelingen.

4.11 Nu de werkzaamheden op grond van de mondelinge opdracht ook volgens Unilog moesten worden gecontinueerd totdat de uitkomst bekend zou zijn van het overleg tussen partijen over de schriftelijke vastlegging van aard en inhoud van de rechtstreeks te verstrekken opdrachten (MvG, nr. 78), mocht Erasmus MC, toen zij op 11 april 2013 aan Unilog liet weten dat zij geen overeenkomsten met Unilog zou aangaan, de mondelinge opdracht per 15 april 2013 doen eindigen. Met de beslissing van Erasmus MC om verder niet rechtstreeks met Unilog te contracteren, stond immers vast wat de uitkomst was van het overleg van partijen en was derhalve de periode waarvoor de tijdelijke opdracht was aangegaan verstreken. Gesteld noch gebleken is dat Unilog bij het aanvaarden van de mondelinge opdracht een opzegtermijn heeft bedongen.

4.9
Met betrekking tot haar contractuele verhouding tot Maatadvies heeft Unilog in de akte uitlating producties gesteld dat zij elke zes maanden aan Maatadvies voorstellen deed voor overeenkomsten tot verlenging van de bij Erasmus MC lopende projecten en dat de lopende overeenkomsten met Maatadvies afliepen op 16 februari 2013. Dit sluit aan bij de mededeling in de e-mail van 19 februari 2013 van Unilog aan Erasmus MC dat haar mensen vanaf maandag 18 februari 2013 zonder juridische status aan het werk waren binnen Erasmus MC. Gesteld noch gebleken is dat Unilog in februari 2013 jegens Maatadvies aanspraak kon maken op verlenging van de contracten voor de lopende projecten dan wel op enige financiële vergoeding omdat de contracten niet werden verlengd.

4.16
Zoals de rechtbank in r.o. 4.10 van het vonnis van 25 maart 2015 heeft overwogen, heeft als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen. Zie HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337, NJ 2005/467.

4.18
Het hof is van oordeel dat het Erasmus MC vrijstond de onderhandelingen af te breken. Voor zover Unilog erop heeft vertrouwd dat een of meer overeenkomsten tot stand zouden komen, kan uit hetgeen tussen partijen vaststaat en uit wat Unilog in verband daarmee heeft gesteld niet worden afgeleid dat Erasmus MC zodanig aan dat vertrouwen heeft bijgedragen dat het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar moet worden geacht.

4.22
Naar het oordeel van het hof kan uit de weergave in de e-mail van 19 maart 2013 niet worden afgeleid dat [medewerker 3 Erasmus MC 1] in het gesprek op die datum heeft bijgedragen aan gerechtvaardigd vertrouwen van Unilog dat rechtstreekse contracten tot stand zouden komen. Weliswaar word erkentelijkheid uitgesproken voor de door Unilog gedane werkzaamheden en bereikte resultaten, maar vervolgens wordt vastgesteld dat het IT dossier anders moet worden georganiseerd. Bovendien sprak [medewerker 3 Erasmus MC 1] uit dat het van belang was dat de staande organisatie (van Erasmus MC) de regie zou krijgen over Oracle eBS en IT operations. Die taken waren op dat moment in handen van Unilog en het moet Unilog derhalve duidelijk zijn geweest dat zij die taken zou verliezen. Uit de weergave van het gesprek blijkt verder dat [medewerker 3 Erasmus MC 1] te kennen heeft gegeven dat “inzet van externen op basis van specifieke deskundigheid een logische keuze kan zijn”. Deze voorzichtige formulering gaf naar het oordeel van het hof geen grond voor gerechtvaardigd vertrouwen dat Unilog zou worden ingeschakeld. Ook uit de gemaakte afspraken, zoals weergegeven in de e-mail van [medewerker 4 Erasmus MC 2] , blijkt niet dat [medewerker 3 Erasmus MC 1] grond heeft gegeven voor enig gerechtvaardigd vertrouwen bij Unilog. Uit de eerste drie afspraken blijkt eerder het tegendeel: de inzet van Unilog zou worden afgebouwd, de overdracht van de eindverantwoordelijkheid over Oracle eBS en IT operations zou in afstemming met Unilog worden uitgewerkt en Unilog ‘hing’ niet langer direct onder de Raad van bestuur maar communiceerde ‘per heden’ met [medewerker 5 Erasmus MC] en [medewerker 4 Erasmus MC 2] . Daarop volgt de afspraak dat Unilog “kan” worden ingezet voor projecten met duidelijke afbakening in kwaliteit, tijd en geld en dat er een audit zou plaatsvinden om de voortgangsrapportage van Unilog te beoordelen. Ook hieruit komt naar het oordeel van het hof niet naar voren dat Unilog zonder meer mocht rekenen op opdrachten. Ten slotte zouden op basis van het transitieplan – waarmee naar het hof begrijpt wordt gedoeld op het plan van aanpak van de Stuurgroep Transitie IT op basis waarvan de inzet van Unilog zou worden afgebouwd – afspraken met Unilog worden gemaakt en worden geformaliseerd.