Gepubliceerd op vrijdag 23 oktober 2020
IT 3285
Rechtbank ||
21 okt 2020
Rechtbank 21 okt 2020, IT 3285; ECLI:NL:RBROT:2020:9443 (Primevest/T-Mobile tegen gemeente Den Haag), https://www.itenrecht.nl/artikelen/gemeente-had-aanleg-glasvezelnetwerk-beter-moeten-onderzoeken

Gemeente had aanleg glasvezelnetwerk beter moeten onderzoeken

Vzr. Rechtbank Rotterdam 21 oktober 2020, IT 3285; ECLI:NL:RBROT:2020:9443 (Primevest/T-Mobile tegen gemeente Den Haag) De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan in een procedure tussen Primevest/T-Mobile (verzoeksters) en het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (verweerder) over het besluit van verweerder om instemming te verlenen aan Netwerk Exploitatiemaatschappij (NEM) om voor KPN een glasvezelnetwerk uit te rollen in het Regentessenkwartier in Den Haag. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat verweerder weliswaar verplicht is de aanleg van een nieuw openbaar glasvezelnetwerk te gedogen, maar dat hij beter had moeten onderzoeken welke gevolgen de aanleg van een glasvezelnetwerk door NEM (bovenop het eerder door Primevest aangelegde glasvezelnetwerk) heeft voor de ondergrondse ordening. Verweerder had verzoeksters ook vooraf gelegenheid moeten geven op dit punt hun zienswijze te geven.

Niettemin ziet de voorzieningenrechter geen reden voor het treffen van een ingrijpende voorziening zoals het stilleggen van de werkzaamheden door schorsing van het bestreden besluit omdat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat nader onderzoek er daadwerkelijk toe zou hebben geleid dat de instemming niet of slechts met nadere voorschriften zou zijn verleend. Verzoeksters hadden onder meer aangevoerd dat het college, in plaats van de aanleg van een nieuw glasvezelnetwerk, medegebruik van het bestaande glasvezelnetwerk van Primevest had moeten voorschrijven. De voorzieningenrechter wijst dit af en oordeelt dat het college medegebruik op grond van de Telecommunicatiewet weliswaar kan bevorderen maar dat daaronder niet moet worden verstaan het verlenen van toegang tot het glasvezelnetwerk van Primevest. Dat laatste is een kwestie die valt onder de hoofdstukken 6 en 6a Telecommunicatiewet, terwijl medegebruik in de zin van de hoofdstukken 5 en 5a Telecommunicatiewet enkel ziet op medegebruik van de buizen waardoor het netwerk loopt. Bovendien hebben Primevest en KPN zonder succes over die toegang onderhandeld. Voorts is niet duidelijk geworden of het leggen van kabels bovenop het glasvezelnetwerk van Primevest daadwerkelijk onaanvaardbare hinder oplevert voor T-Mobile om onderhoud te plegen en woningaansluitingen te realiseren. En bij schade staat de weg naar de burgerlijke rechter open. Het verzoek is daarom afgewezen.

Belangenafweging en conclusie

17. Uit het voorgaande volgt dat verweerder had moeten onderzoeken of het opleggen van voorschriften betreffende de ondergrondse ordening aangewezen was. Ook had hij verzoeksters gelegenheid moeten geven zich hierover uit te laten. De vraag is echter of dit gebrek de gevraagde voorziening rechtvaardigt. Ter zitting is niet duidelijk geworden of de buizen van NEM binnen de verschillende delen van het standaardprofiel passen. Anderzijds is uit de presentatie van de zijde van verzoeksters ook niet duidelijk af te leiden dat de buizen van NEM tezamen niet met die van Primevest in het standaardprofiel passen. Wel is uit het door verzoeksters overgelegde beeldmateriaal duidelijk geworden dat het relatief dunne glasvezelnetwerk van Primevest volledig komt te liggen onder bundels met dikkere buizen van NEM. Die buizen kunnen volgens verzoeksters niet of niet goed worden gebogen. Daarentegen stelt verweerder dat dit ook niet nodig is, omdat normaliter de grond aan de zijkanten van de kabels wordt afgegraven indien onderhoudswerkzaamheden of aansluitingen moeten worden verricht. KPN heeft ter zitting gesteld dat onder de glasvezelkabelnetwerken van Primevest en NEM nog het kopernetwerk van KPN ligt dat ook bereikbaar moet blijven voor onderhoudswerkzaamheden en aansluitingen. Het is met andere woorden hoogst onzeker of een onderzoek naar de gevolgen voor de ondergrondse ordening ertoe zou hebben geleid dat verweerder niet of niet op deze wijze instemming aan NEM zou hebben verleend. Gelet hierop is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat onzorgvuldigheden bij de beoordeling van de melding op zichzelf onvoldoende redengevend zijn voor het treffen van een ingrijpende voorziening als het stilleggen van de werkzaamheden door het bestreden besluit te schorsen.