23 sep 2025
Geschil over samenwerking verkoop software

Hof Amsterdam 23 september 2025, IT 4975; ECLI:NL:GHAMS:2025:2472 ([appellant] tegen [geïntimeerde]). Het Gerechtshof Amsterdam doet eindarrest in een geschil over de beëindigde samenwerking bij verkoop en implementatie van SAP-add-ons tussen [appellant] (NL) en [geïntimeerde] (Turkije), na een tussenarrest van 3 december 2024. Partijen twisten over wederzijdse betalings- en schadevorderingen (license fee, cloud service fee, additional development fee en schade wegens niet-opgeleverde projecten). Het hof preciseert per post het contractuele kader: facturatie in twee termijnen (tweede termijn pas bij “go live”), eerste termijn bij levering broncode; voor cloud services is (afhankelijk van de SoW-situatie) een overeenkomst tussen partijen nodig en feitelijke afname door de eindklant; voor additional development is, gelet op onderlinge e-mailafspraken, schriftelijke opdracht van de eindklant én een purchase order vereist. Verweren van [appellant] dat SoW’s ontbreken, go-live niet is gecommuniceerd of dat alleen “compatibiliteit” bestond, worden per project beoordeeld; diverse purchase orders, SoW’s (al dan niet ondertekend), een “client tracker” en een door [appellant] opgesteld overzicht dragen toewijzing van onderdelen. Schadevorderingen van [appellant] wegens niet-opgeleverde projecten stranden omdat geen rechtsgeldige ingebrekestelling is aangetoond (art. 6:82 BW); een beroep op verrekening faalt daarmee eveneens. Beroepen op uitstel van betaling (eigen klant niet gefactureerd/ontvangen) gaan niet op in het licht van de gemaakte afspraken; het hof verwerpt verder bewijsaanbiedingen die niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
Financieel komt het hof, deels anders dan de rechtbank, tot: license fee € 276.770, cloud service fee € 37.440 en additional development fee € 2.816 (alleen twee projecten, onder aftrek van 20% commissie), samen € 317.026, telkens met wettelijke handelsrente vanaf 3 februari 2020; buitengerechtelijke kosten € 3.360,13 met wettelijke rente vanaf 26 februari 2020. Cloud-fee wordt slechts voor bepaalde projecten toegewezen (o.a. op basis van het door [appellant] zelf opgestelde projectoverzicht en verdere correspondentie); tweede termijnen voor niet-afgeronde projecten worden afgewezen omdat “go live” ontbrak; een creditfactuur wordt verdisconteerd; een foutief geadresseerde late factuur (SAF-T No) is niet toewijsbaar. De grieven van [appellant] slagen slechts gedeeltelijk (verlaging toewijzingen license/cloud); in incidenteel appel krijgt [geïntimeerde] beperkt gelijk (additional development). Proceskosten: principaal appel gecompenseerd; [geïntimeerde] draagt de kosten van het incidenteel appel (€ 9.325,50). In eerste aanleg blijven de kostenveroordelingen in stand, met aanpassing van het salaris tarief VII naar tarief VI en vaststelling van het totaal op € 11.031,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad; verder of anders gevorderde wordt afgewezen.
3.52.
De slotsom is de volgende. Het principaal appel heeft gedeeltelijk succes voor zover het is gericht tegen de door de rechtbank toewijsbaar geoordeelde bedragen wegens niet betaalde license fee en cloud service fee. Het hof is van oordeel dat deze vorderingen slechts voor lagere bedragen toewijsbaar zijn. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn voor een lager bedrag toewijsbaar. De grieven over de door de rechtbank afgewezen vorderingen van [appellant] falen en de in hoger beroep gewijzigde vorderingen van [appellant] zijn niet toewijsbaar. Bij deze stand van zaken zijn partijen in het principaal beroep over een weer in het ongelijk gesteld. Het hof zal daarom de proceskosten van het principaal hoger beroep compenseren en bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt. Bij een verder afzonderlijke bespreking van de grieven heeft [appellant] geen belang, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
In het incidenteel appel faalt incidentele grief I en heeft incidentele grief II beperkt succes. Toewijsbaar is een bedrag van € 2.816 wegens niet betaalde additional development fee . [geïntimeerde] is in het incidenteel appel overwegend in het ongelijk gesteld. Zij zal worden veroordeeld in de proceskosten. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- salaris € 9.325,50 (tarief VIII, 3 punten x 0,5)