Gepubliceerd op donderdag 30 mei 2024
IT 4750
Gerechtshof Amsterdam ||
5 mrt 2024
Gerechtshof Amsterdam 5 mrt 2024, IT 4750; ECLI:NL:GHAMS:2024:499 (appellant tegen geïntimeerde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/hof-bekrachtigt-aansprakelijkheid-bestuurder-voor-borgstelling

Hof bekrachtigt aansprakelijkheid bestuurder voor borgstelling

Hof Amsterdam 5 maart 2024, IT 4750; ECLI:NL:GHAMS:2024:499 (appellant tegen geïntimeerde) Geïntimeerde heeft een geldlening verstrekt aan Zesto Groep, waarvoor appellant zich persoonlijk borg heeft gesteld. Zesto Groep heeft de lening niet terugbetaald, waarna geïntimeerde appellant als borg heeft aangesproken voor de openstaande schuld. Appellant betwist de geldigheid van de borgtochtovereenkomst en stelt dat hij onder druk van derden handelde en dat er sprake was van identiteitsfraude. Hij voert aan dat hij geen toegang had tot de zakelijke rekening en dat derden misbruik hebben gemaakt van zijn gegevens. geïntimeerde vordert betaling van de openstaande schuld. Het hof oordeelt dat appellant aansprakelijk is voor de terugbetaling van de lening aan geïntimeerde. Het hof stelt vast dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij onder druk van derden handelde en dat er sprake was van identiteitsfraude. De borgtochtovereenkomst is volgens het hof rechtsgeldig tot stand gekomen, mede omdat appellant als bestuurder en enig aandeelhouder van Zesto Groep handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. Het hof verwerpt de grieven van appellant en bekrachtigt de eerdere vonnissen, waarbij appellant is veroordeeld tot betaling van de openstaande schuld.

3.5. Met de grieven 1 en 2 die zich voor een gezamenlijke behandeling lenen, betoogt [appellant] dat hij niets te maken heeft met het aangaan van de leningsovereenkomst en de borgtochtovereenkomst en dat hij daarom niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de terugbetaling van het door Zesto Groep van [geïntimeerde] geleende bedrag. Het hof overweegt in dat kader als volgt. [appellant] betwist weliswaar dat hij zowel de leningsovereenkomst (namens Zesto Groep) als de borgtochtovereenkomst heeft gesloten, maar die betwisting is ook in hoger beroep niet nader onderbouwd en toegelicht. [appellant] voert in het licht van de gemotiveerde en gedetailleerde stellingen van [geïntimeerde] dat hij betrokken is geweest bij het afsluiten van beide overeenkomsten, geen feiten en omstandigheden aan waaruit de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat die betrokkenheid niet juist kan zijn althans in rechte niet kan worden vastgesteld. Dat [appellant] niets met de totstandkoming van beide overeenkomsten te maken heeft, zoals hij ook thans in hoger beroep betoogt, is niet aannemelijk geworden. Van [appellant] die bestuurder en enig aandeelhouder is van Zesto Groep mag in de gegeven omstandigheden worden verwacht dat hij inzichtelijk maakt wat zich binnen Zesto Groep heeft afgespeeld, ook als de onderneming door derden - door hem ‘vrienden’ genoemd - is overgenomen zoals hij aanvoert. In dat verband ligt het op zijn weg toe te lichten hoe het mogelijk is dat derden in het bezit zijn gekomen van gegevens met betrekking tot Zesto Groep zoals inloggegevens behorend bij de mailaccount en de bankrekening van Zesto Groep en wat de achtergrond en redenen ervan zijn dat diverse geldbedragen van de bankrekening van Zesto Groep zijn overgeboekt naar zijn eigen privérekening. Dat heeft [appellant] niet gedaan. Hij volstaat slechts ermee dat hij Zesto Groep heeft opgericht en dat ‘vrienden’ de onderneming hebben overgenomen en allerlei activiteiten hebben ontplooid zoals het aangaan van de leningsovereenkomst en de borgtochtovereenkomst met gebruikmaking van zijn gegevens en dat hij - door angst - geen strafrechtelijke aangifte tegen die derden heeft gedaan. Dit is onvoldoende in het licht van de omstandigheid dat [geïntimeerde] voldoende heeft gesteld en toegelicht dat zonder de persoonlijke inloggegevens van [appellant] behorend bij zijn privébankrekening het niet mogelijk is de leningsovereenkomst en de borgtochtovereenkomst op diens naam te sluiten omdat de identificatie van de aanvrager geschiedt door iDIN dat alleen toegankelijk is met medewerking van de bank waarmee de aanvrager een contractuele relatie heeft en diens identiteit uit dien hoofde reeds is geverifieerd. [appellant] heeft dit identificatieproces ook niet weersproken. Hij heeft slechts aangevoerd dat het systeem geen garantie biedt dat enkel deze bankrelatie toegang heeft tot de desbetreffende bankgegevens. [appellant] heeft weliswaar opgemerkt dat [geïntimeerde] heeft verzuimd de unieke code te verstrekken waarmee de iDIN sessie ten behoeve van het aangaan van de overeenkomsten heeft plaatsgevonden, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien wat het verschaffen van deze code toevoegt aan de reeds verschafte informatie inzake de digitale ondertekening van de overeenkomsten waarvan vaststaat dat die heeft plaatsgevonden via iDIN behorend bij een aan [appellant] gekoppelde bankrekening. Onder deze omstandigheden lag het op de weg van [appellant] toe te lichten hoe het mogelijk is dat derden aan zijn persoonlijke inloggegevens zijn gekomen als het werkelijk zo is dat een en ander buiten hem om is gegaan. [appellant] heeft die toelichting evenwel niet gegeven. De stelling van [appellant] dat de stem in de geluidsfragmenten van de telefoongesprekken niet van hem is, maar van [naam 3] en dat daaruit zou moeten blijken dat niet [appellant] maar [naam 3] betrokken is geweest bij de totstandkoming van de overeenkomsten, is door [appellant] - tegenover de betwisting van [geïntimeerde] - op geen enkele wijze onderbouwd. Daarbij komt dat [appellant] , nadat Zesto Groep op 16 juni 2020 in staat van faillissement is verklaard, blijkens het door [geïntimeerde] overgelegde openbaar faillissementsverslag - ondanks herhaalde verzoeken - ook aan de curator onvoldoende informatie heeft verstrekt over de gang van zaken binnen Zesto Groep. [appellant] die in mei 2020 door de FIOD is aangehouden in verband met handelingen van Zesto Groep en twee maanden in voorarrest heeft gezeten, heeft in de onderhavige procedure evenmin informatie verschaft over de tegen hem lopende strafzaak zoals de (aard van de) beschuldiging die tegen hem is geuit en wat de stand van zaken is in die procedure. Aldus heeft [appellant] de stelling van [geïntimeerde] dat hij zowel de leningsovereenkomst (namens Zesto Groep) als de borgtochtovereenkomst heeft gesloten ook in hoger beroep onvoldoende gemotiveerd betwist. De grieven 1 en 2 falen.