Gepubliceerd op vrijdag 7 juli 2023
IT 4309
HvJ EU ||
4 jul 2023
HvJ EU 4 jul 2023, IT 4309; ECLI:EU:C:2023:537 (Meta Platforms c.s./Bundeskartellamt), https://www.itenrecht.nl/artikelen/hof-van-justitie-eu-prejudiciele-vragen-in-de-zaak-facebook-beantwoord

Hof van Justitie EU: prejudiciële vragen in de zaak Facebook beantwoord

Hof van Justitie EU 4 juli 2023, IT 4309, ECLI:EU:C:2023:537 (Meta Platforms c.s./Bundeskartellamt) Het Bundeskartellamt (de federale Duitse mededingingsautoriteit) heeft Meta Platforms (hierna: Meta) een verbod opgelegd om bepaalde persoonsgegevens te verwerken zoals die bepaald zijn in de algemene voorwaarden van het online sociale netwerk van Facebook. Deze registreert persoonsgegevens van websites die door middel van programmeerinterfaces met Facebook zijn verbonden. De Bundeskartellamt heeft Facebook gelast hiermee te stoppen, wegens gesteld misbruik van de machtspositie van Facebook en - in het verlengde daarvan - strijd met de AVG. Meta gaat in beroep, waarbij de Duitse rechter stelt dat de beslissing in het hoofdgeding afhangt van de beantwoording van een aantal prejudiciële vragen. 

Meta baseert zich voor de verwerking van persoonsgegevens op de gebruikersovereenkomst die gebruikers met Facebook aangaan als zij zich registreren. De centrale vraag in het arrest is of een mededingingsautoriteit, die onderzoek doet naar de (mogelijke misbruik van de) machtspositie van een onderneming, dit onderzoek ook aan de hand van andere normen dan alleen het mededingingsrecht kan doen. Het Hof van Justitie merkt daarbij op dat een mededingingsautoriteit die vaststelt dat de AVG is geschonden daarbij niet in de plaats treedt van de toezichthoudende autoriteiten die op grond van deze verordening zijn ingesteld, ook omdat toegang tot data een steeds belangrijker aspect van mededinging is geworden. Bij deze mogelijkheid voor toezichtsautoriteiten om aan te haken bij andere normen dan slechts het mededingingsrecht, hoort wel een verplichting voor partijen om samen te werken. 

Het Hof kijkt ook naar de vraag of Meta persoonsgegevens verwerkt die in bijzondere categorieën vallen, zoals gegevens waaruit de politieke en religieuze overtuigingen van de gebruiker kunnen blijken. De AVG staat dit namelijk niet toe, tenzij de gebruiker deze gevoelige gegevens ondubbelzinnig openbaar heeft gemaakt. Daarover wordt geoordeeld dat het bezoeken van een app of website geen openbaring is - en de verwerking van deze gegevens daardoor op het eerste gezicht in strijd is met de AVG. Als de betrokkene echter vooraf uitdrukkelijk zijn keuze om de gegevens met een onbeperkt aantal personen te delen kenbaar maakt, is de verwerking toegestaan. Ook kijkt het Hof naar de vraag of gegevensverwerking ter bevordering van een objectief doel van de overeenkomst een rechtvaardigingsgrond voor de verwerking oplevert. Het Hof stelt dat dit het geval is, maar dat de verwerking van gegevens teneinde reclames te personaliseren geen gerechtvaardigd belang van Facebook is die toestaat dat gegevens zonder toestemming van de betrokkene mogen worden verwerkt.

De laatste opmerking die het Hof maakt is dat het feit dat de gegevensverwerker een machtspositie op de markt heeft, dit niet uitsluit dat gebruikers rechtsgeldig kunnen instemmen met de verwerking van hun gegevens. Het is dan wél aan de verwerker om aan te geven dat deze toestemming daadwerkelijk en rechtsgeldig is gegeven, ondanks de ongelijke positie tussen exploitant en gebruiker. 

49 Gelet op de verschillende doelstellingen die worden nagestreefd met enerzijds de mededingingsregels, in het bijzonder artikel 102 VWEU, en anderzijds de regels van de AVG inzake de bescherming van persoonsgegevens, moet worden vastgesteld dat een nationale mededingingsautoriteit die bij de vaststelling dat misbruik wordt gemaakt van een machtspositie constateert dat deze verordening is geschonden, niet in de plaats treedt van de toezichthoudende autoriteiten. In het bijzonder houdt een dergelijke nationale mededingingsautoriteit zich niet bezig met het toezicht op en het handhaven van deze verordening ter verwezenlijking van het doel van artikel 51, lid 1, dat erin bestaat de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens te beschermen en het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie te vergemakkelijken. Door de onverenigbaarheid van gegevensverwerking met de AVG uitsluitend vast te stellen met het doel om te bepalen of er sprake is van misbruik van een machtspositie en op basis van een mededingingsrechtelijke grondslag maatregelen op te leggen om dit misbruik te beëindigen, oefent een dergelijke autoriteit bovendien geen van de in artikel 57 van deze verordening genoemde taken uit en maakt zij evenmin gebruik van de bevoegdheden die krachtens artikel 58 van deze verordening aan de toezichthoudende autoriteit zijn voorbehouden.

54 Gelet op dit beginsel moeten de nationale mededingingsautoriteiten, wanneer zij bij de uitoefening van hun bevoegdheden onderzoeken of een gedraging van een onderneming in overeenstemming is met de AVG, dus met elkaar overleggen en loyaal samenwerken met de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten of met de leidende toezichthoudende autoriteit, hetgeen betekent dat al deze autoriteiten in deze context elkaars respectieve bevoegdheden en competenties op zodanige wijze moeten eerbiedigen dat de uit de AVG voortvloeiende verplichtingen en de doelstellingen van deze verordening in acht worden genomen en het nuttig effect ervan wordt gewaarborgd.

85 Wanneer zo’n gebruiker op dergelijke websites of apps gegevens invoert of wanneer hij in die websites en apps geïntegreerde selectieknoppen aanklikt – zoals de knoppen „vind ik leuk” of „delen”, of de knoppen waarmee hij zich op deze websites of apps kan identificeren met behulp van de inloggegevens die zijn gekoppeld aan zijn gebruikersaccount van het online sociale netwerk, zijn telefoonnummer of zijn e-mailadres –, maakt hij de aldus ingevoerde of uit het aanklikken van deze knoppen voortvloeiende gegevens slechts kennelijk openbaar in de zin van dat artikel 9, lid 2, onder e), wanneer hij vooraf uitdrukkelijk zijn keuze kenbaar heeft gemaakt, in voorkomend geval op basis van een met volledige kennis van zaken uitgevoerde individuele configuratie, om de hem betreffende gegevens openbaar te maken voor een onbeperkt aantal personen.

154 Gelet op een en ander moet op de zesde vraag worden geantwoord dat artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a), en artikel 9, lid 2, onder a), AVG aldus moeten worden uitgelegd dat de omstandigheid dat de exploitant van een online sociaal netwerk een machtspositie inneemt op de markt voor online sociale netwerken als zodanig er niet aan in de weg staat dat de gebruikers van een dergelijk netwerk rechtsgeldig toestemming kunnen geven in de zin van artikel 4, punt 11, van deze verordening voor de verwerking van hun persoonsgegevens door die exploitant. Deze omstandigheid vormt niettemin een belangrijk element om te bepalen of de toestemming daadwerkelijk rechtsgeldig en met name vrijelijk is gegeven, hetgeen deze exploitant dient te bewijzen.