Gepubliceerd op woensdag 22 augustus 2018
IT 2622
Hof ||
21 aug 2018
Hof 21 aug 2018, IT 2622; ECLI:NL:GHSHE:2018:3496 https://www.itenrecht.nl/artikelen/hof-vraagt-om-bewijs-van-bevoegdheid-tot-nacalculatie-van-daadwerkelijk-gebruik-multifunctionele-pri

Hof vraagt om bewijs van bevoegdheid tot nacalculatie van daadwerkelijk gebruik multifunctionele printers

Hof Den Bosch 21 augustus 2018, IT 2622; ECLI:NL:GHSHE:2018:3496 (Holding tegen verweerder) Bevoegdheid. Nacalculatie. Contractenrecht. De Holding is huur- en onderhoudsovereenkomsten aangegaan met betrekking tot multifunctionele printers (MFP's). Verweerder levert onder andere MFP's. Verweerder en de holding hebben de overeenkomst beëindigd. Verweerder heeft een factuur voor nacalculatie gestuurd van € 109.371,11 maar de Holding betaalt niet. Verweerder vordert bij de rechtbank dat de Holding alsnog betaalt. De rechtbank veroordeeld de Holding tot betaling van € 109.371,11. De Holding stelt dat de nacalculatie over 2013 is inbegrepen in de afkoopssom In hoger beroep vordert de Holding dat ze elkaar finale kwijting hebben verleend ten aanzien van de nacalculatie. De holding heeft er niet gerechtvaardigd op kunnen vertrouwen dat de nacalculatie onder de afkoopsom inbegrepen zou zijn. Dat via e-mail wordt gesproken over finale kwijting is onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van finale kwijting in die zin dat ook de nacalculatie over 2013 onder de afkoopsom zou vallen. De Holding heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de door verweerder gestelde bevoegdheid tot nacalculatie en de hoogte daarvan. Het hof laat de verweerder toe te bewijzen dat hij wel bevoegdheid tot nacalculatie heeft op grond van de huur- en onderhoudsovereenkomsten en dat de hoogte van de nacalculatie € 109.371,11 is.

8.4. Naar het oordeel van het hof heeft [holding] er niet gerechtvaardigd op mogen of kunnen vertrouwen dat de nacalculatie over 2013 onder de afkoopsom inbegrepen zou zijn. Voornoemde e-mails en brieven bevatten geen mededeling met die inhoud of strekking.
In de e-mail van [geïntimeerde] van 20 maart 2014 aan [holding] heeft [geïntimeerde] weliswaar geschreven akkoord te gaan met eindbod van € 805.000,- exclusief btw tegen finale kwijting, maar daaraan heeft zij toegevoegd dat er nog wel een nacalculatie zal worden opgesteld voor het werkelijke verbruik door [holding] nadat alle machines zijn opgehaald en de tellerstanden zijn uitgelezen. Dat in die e-mail wordt gesproken over finale kwijting is onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van finale kwijting in die zin dat ook de nacalculatie over 2013 onder de afkoopsom zou vallen. [holding] heeft verder naar eigen zeggen pas na ontvangst van de e-mail van [holding] van 20 maart 2014 kennis gekregen van de door [geïntimeerde] bedoelde nacalculatie. Kennelijk heeft zij zich voor die tijd niet, althans onvoldoende gerealiseerd dat [geïntimeerde] nog een nacalculatie over het jaar 2013 in rekening zou kunnen brengen. Ook de door [holding] gestelde gang van zaken tijdens het gesprek met [holding] op 24 februari 2014 in [plaats 1] baat [holding] niet. Los van het feit dat [geïntimeerde] gemotiveerd heeft betwist dat in dat gesprek de nacalculatie niet aan de orde is gekomen, zodat de juistheid daarvan niet vaststaat, is het door [geïntimeerde] gedane voorstel voor een afkoopsom voor de resterende termijnen vanaf 1 januari 2014 in de gegeven omstandigheden niet een zodanig voldoende concrete toezegging dat [holding] erop had mogen vertrouwen dat daaronder ook de nacalculatie over 2013 zou vallen.