Gepubliceerd op donderdag 2 maart 2017
IT 2234
Hoge Raad ||
Hoge Raad , IT 2234; ECLI:NL:HR:2017:316 (eiser tegen Google), https://www.itenrecht.nl/artikelen/hr-de-te-verrichten-afweging-bij-recht-om-vergeten-te-worden

HR: De te verrichten afweging bij recht om vergeten te worden

HR 24 februari 2017, IT 2234; ECLI:NL:HR:2017:316 (eiser tegen Google) Privacybescherming. Privacy. Recht om vergeten te worden. Vordering tot verwijdering van verwijzingen in zoekmachine. Invullen volledige naam levert verwijzingen op naar websites met initialen van verdachte van misdrijf. Het hof bekrachtigde het vonnis waarbij de gevraagde voorzieningen waren afgewezen [IT 1769]. Het betoog dat ‘in abstracto’ geen rangorde geldt tussen de aan de orde zijnde rechten, en dat geen ‘bijzondere redenen’ nodig zijn om een inmenging in de grondrechten van betrokkene te rechtvaardigen, berust op een onjuiste rechtsopvatting. De HR vernietigt het arrest en verwijst het geding naar Hof Den Haag.

3.5.3. Deze uitleg van de Richtlijn persoonsgegevens betekent voor Nederland dat de exploitant van een zoekmachine op grond van art. 36 lid 1 Wbp en art. 40 lid 1 Wbp gehouden is om desverlangd ervoor te zorgen dat bepaalde resultaten niet in een lijst van zoekresultaten verschijnen, namelijk als deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt (art. 36 lid Wbp), dan wel als het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert boven het belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt (art. 40 lid 1 in samenhang met art. 8, aanhef en onder e en f, Wbp). Laatstgenoemde bepaling strekt ter implementatie van art. 14, aanhef en onder a, in samenhang met art. 7, aanhef en onder e en f, Richtlijn persoonsgegevens.

3.6.5. Omtrent het belang van het publiek om informatie over de veroordeling van eiser te krijgen bij het zoeken op eisers volledige naam, stelt het hof niets vast. Evenmin doet het hof enige vaststelling omtrent hetgeen in dit verband van belang kan zijn, zoals met name of eiser een rol in het openbare leven speelt en, zo ja, welke. Het enkele feit dat eiser in eerste aanleg is veroordeeld wegens een ernstig misdrijf en dat sprake is geweest van publiciteit is daartoe onvoldoende.

Evenmin heeft het hof (de aard en omvang van) het belang van eiser nader vastgesteld, waaronder dat diens veroordeling niet onherroepelijk is, laat staan dat het heeft onderzocht waar in dit geval het evenwicht moet worden gezocht tussen het belang van eiser en dat van het publiek.

3.6.6. Gelet op een en ander geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting dan wel is dat oordeel niet naar behoren gemotiveerd. De onderdelen 1 en 2 bevatten onder meer hierop gerichte klachten, die slagen.

 3.7.1. Onderdeel 3 klaagt dat het hof in rov. 3.7 ten onrechte in aanmerking heeft genomen dat derden die inlichtingen over eiser zoeken en reeds bekend zijn met zijn volledige naam, niet met zekerheid kunnen vaststellen of de webpagina's die slechts zijn voornaam en de eerste letter van zijn achternaam bevatten, gegevens bevatten over eiser of dat de informatie betrekking heeft op een andere persoon. Volgens het onderdeel is voldoende dat een aannemelijke kans bestaat dat het publiek dat verband legt.

3.7.2 Ook deze klacht is gegrond. Eiser heeft reeds een voldoende belang om zich op de voet van de art. 36 lid 1 en 40 lid 1 Wbp tegen vermelding van de hiervoor in 3.6.2 genoemde berichten bij het zoekresultaat te verzetten als een aanzienlijk deel van het publiek zal veronderstellen dat hij de persoon is die daarin wordt bedoeld, ook al heeft het daarover geen zekerheid. Het oordeel van het hof geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting

Art. 36 en 40 Wet bescherming persoonsgegevens. Richtlijn persoonsgegevens (Richtlijn 95/46/EG). Vordering tot verwijdering zoekresultaten bij gebruik internetzoekmachine. Maatstaven HvJEU 13 mei 2014, C-131/12, ECLI:EU:C:2014:317, NJ 2014/385 (Google/Costeja). Zoeken op volledige naam; geanonimiseerde berichten over niet-onherroepelijke stafrechtelijke veroordeling. Te verrichten afweging; belang van het publiek; belang bij verwijdering.