4 okt 2024
HvJ EU: KNLTB
HvJ EU 4 oktober 2024, IT 4640; ECLI:EU:C:2024:857 (KNLTB tegen Autoriteit Persoonsgegevens) KNLTB verkocht persoonsgegevens van haar leden aan sponsoren voor marketingdoeleinden, zonder toestemming van de leden. Dit had als doel het werven van meer sponsoren, een commercieel belang. De AP legde de KNLTB hiervoor een boete op, waartegen de KNLTB in beroep ging bij de rechtbank. De KNLTB beriep zich op een gerechtvaardigd belang onder de AVG om de verkoop van de persoonsgegevens te rechtvaardigen. De rechtbank stelde hierover prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.
Het Hof oordeelde dat een commercieel belang, zoals dat van de KNLTB, kan kwalificeren als een gerechtvaardigd belang onder de AVG, mits het niet in strijd is met de wet. Maar, verwerking is alleen noodzakelijk in de zin van artikel 6 lid 1 onder f AVG als het doel niet redelijkerwijs op een andere manier kan worden bereikt, wat door de nationale rechter moet worden beoordeeld. Daarnaast moet de verwerkingsverantwoordelijke aantonen dat de belangen van de betrokkenen niet zwaarder wegen dan het eigen belang. Hoewel het Hof de marketingactiviteiten op zich rechtmatig acht, merkte het op dat de context geen passende verhouding tussen de betrokkenen en de verwerkingsverantwoordelijke lijkt te weerspiegelen.
33. Het Hof heeft ook geoordeeld dat het volgens artikel 5 AVG aan de verwerkingsverantwoordelijke staat om te bewijzen dat deze gegevens met name voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en dat zij worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Bovendien moet de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer bij de betrokkene persoonsgegevens worden verzameld, hem overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder c), AVG informatie verstrekken over de verwerkingsdoeleinden waarvoor deze gegevens zijn bestemd en over de rechtsgrondslag voor die verwerking [arrest van 4 juli 2023, Meta Platforms e.a. (Algemene gebruiksvoorwaarden van een online sociaal netwerk),C‑252/21, EU:C:2023:537, punt 95].
58. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:
Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)
moet aldus worden uitgelegd dat
een verwerking van persoonsgegevens bestaande in het verstrekken van persoonsgegevens van leden van een sportbond tegen betaling met het oog op de behartiging van een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke slechts noodzakelijk kan worden geacht voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van deze verantwoordelijke in de zin van deze bepaling, indien die verwerking strikt noodzakelijk is om het betrokken gerechtvaardigde belang te behartigen, en de belangen en de fundamentele vrijheden en grondrechten van die leden in het licht van alle relevante omstandigheden niet zwaarder wegen dan dat gerechtvaardigde belang. Hoewel deze bepaling niet vereist dat een dergelijk belang bij wet wordt bepaald, vereist zij dat het aangevoerde gerechtvaardigde belang rechtmatig is.