Gepubliceerd op dinsdag 9 mei 2023
IT 4273
HvJ EU ||
4 mei 2023
HvJ EU 4 mei 2023, IT 4273; ECLI:EU:C:2023:369 (Prejudiciële verwijzing), https://www.itenrecht.nl/artikelen/hvj-eu-recht-op-kopie-van-persoonsgegevens

HvJ EU: recht op kopie van persoonsgegevens

Conclusie AG HvJ EU 4 mei 2023, IT 4273; ECLI:EU:C:2023:369 (Prejudiciële verwijzing) Het Hof van Justitie (hierna: het Hof) heeft antwoord gegeven op een viertal prejudiciële vragen omtrent de interpretatie van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een geschil tussen een Oostenrijker (F.F.) en de Oostenrijkse autoriteit voor gegevensbescherming (hierna: de DSB).

CRIF is een adviesbureau dat informatie verstrekt over de solvabiliteit van derden op verzoek van klanten. In 2018 heeft F.F. CRIF verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die door CRIF worden bewaard en om een kopie van databankuitreksels én zijn persoonsgegevens gevraagd. CRIF stuurde echter een lijst terug met slechts de persoonsgegevens in geaggregeerde vorm.

F.F. diende daarom een klacht in bij de DSB. De DSB wees deze klacht af omdat CRIF het recht van F.F. (om inzage te krijgen in zijn eigen persoonsgegevens) niet zou hebben geschonden. F.F. gaat in hoger beroep tegen de afwijzing, waardoor de verwijzende rechter zich uiteindelijk afvraagt wat de draagwijdte is van artikel 15 lid 3 AVG: het recht van inzage van de persoonsgegevens middels een kopie. 

Het Hof verklaart voor recht dat het recht om een kopie te verkrijgen inhoudt dat de betrokkene een begrijpelijke reproductie van alle persoonsgegevens krijgt die noodzakelijk zijn om de betrokkene in staat te stellen zijn rechten uit te oefenen. F.F. had dus inderdaad recht op een kopie van zowel de persoonsgegevens als de databankuitreksels. Tot slot verduidelijkt het Hof dat het begrip 'informatie' uit artikel 15 lid 3 AVG, alleen betrekking heeft op persoonsgegevens waarvan de verwerkingsverantwoordelijke een kopie moet verstrekken op grond van de eerste volzin van dat lid. 

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 15, lid 3, eerste volzin, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) moet aldus worden uitgelegd dat het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke een kopie te verkrijgen van de persoonsgegevens die worden verwerkt, inhoudt dat aan de betrokkene een getrouwe en begrijpelijke reproductie van al deze gegevens moet worden gegeven. Dit recht omvat het recht om een kopie te verkrijgen van uittreksels van documenten of zelfs van volledige documenten of databankuittreksels die onder meer die gegevens bevatten, indien de verstrekking van een dergelijke kopie onontbeerlijk is om de betrokkene in staat te stellen de hem bij deze verordening verleende rechten daadwerkelijk uit te oefenen, waarbij moet worden benadrukt dat daarbij ook rekening moet worden gehouden met de rechten en vrijheden van anderen.

2)      Artikel 15, lid 3, derde volzin, van verordening 2016/679 moet aldus worden uitgelegd dat het daarin bedoelde begrip „informatie” uitsluitend betrekking heeft op persoonsgegevens waarvan de verwerkingsverantwoordelijke een kopie moet verstrekken op grond van de eerste volzin van dat lid.