Gepubliceerd op donderdag 12 november 2020
IT 3315
Rechtbank ||
28 okt 2020
Rechtbank 28 okt 2020, IT 3315; ECLI:NL:RBLIM:2020:8299 (T-Mobile tegen gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/identiteitsfraude-niet-voldoende-onderbouwd

Identiteitsfraude niet voldoende onderbouwd

Ktr. Rechtbank Limburg 28 oktober 2020, IT 3315; ECLI:NL:RBLIM:2020:8299 (T-Mobile tegen gedaagde) Telecomrecht. T-Mobile vordert betaling van de openstaande facturen en de schade als gevolg van beëindiging van de overeenkomst door gedaagde. Gedaagde stelt dat sprake is van identiteitsfraude en dat zij de overeenkomst niet is aangegaan. Op basis van de door T-Mobile genoemde feiten ten aanzien van de stappen in het bestelproces, is de totstandkoming van de overeenkomst voldoende gewaarborgd. Het is aan gedaagde om tegen deze stellingen voldoende onderbouwd verweer te voeren. Dat heeft zij niet gedaan. Zij geeft aan dat zij haar portemonnee enige tijd kwijt is geweest en dat zij aangifte heeft gedaan bij de gemeente. Gedaagde had de aangifte van vermissing en de gestelde identiteitsfraude echter bij de politie moeten doen. Bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van het verweer, wordt van de juistheid van de stellingen van T-Mobile uitgegaan. De vordering van T-Mobile wordt toegewezen.

3.2. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten de totstandkoming van een overeenkomst voldoende is gewaarborgd. Het is nu aan gedaagde partij om tegen deze stellingen voldoende onderbouwd en gedocumenteerd verweer te voeren. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde partij dit niet heeft gedaan. Zij geeft aan dat zij haar portemonnee enige tijd kwijt is geweest en dat zij van de vermissing aangifte heeft gedaan bij de gemeente. De kantonrechter gaat er hierbij vanuit dat gedaagde partij zich ter zake de vermissing van haar identiteitsbewijs tot de gemeente heeft gewend en een nieuw document heeft opgevraagd.

3.3. Gedaagde partij had echter aangifte van vermissing en van de gestelde identiteitsfraude moeten doen bij de politie. Kennelijk heeft zij dit niet gedaan.
Ook ontbreekt een bewijs dat zij of op omstreeks die periode bij haar bank een nieuwe betaalpas heeft aangevraagd.
Hetzelfde geldt voor het verweer over het adres en het e-mailadres. Gedaagde partij stelt weliswaar dat bij de gemeente navraag kan worden gedaan over de adressen waar zij heeft gewoond, maar in het kader van een goede onderbouwing van het verweer had het juist gedaagde partij moeten zien die een uittreksel uit de basisregistratie personen had moeten overleggen. Met betrekking tot het e-mailadres geeft gedaagde partij geen informatie wat haar e-mailadres dan wel is.

3.4. Dat een en ander zich ook bij andere providers heeft voorgedaan, is evenmin door gedaagde partij aangetoond.

3.5. De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van het verweer hieraan voorbij moet worden gegaan. Dit houdt in dat van de juistheid van de stellingen van eisende partij wordt uitgegaan en dat de vordering, met inbegrip van rente en kosten, wordt toegewezen.