Gepubliceerd op dinsdag 10 juni 2014
IT 1522
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Inzet pseudo-klant om escortdienst te bewijzen onrechtmatige gegevensverwerking

Rechtbank Oost-Brabant 22 mei 2014, IT 1522 (eiseres tegen Sûreté Nederland)
Persoonsgegevens. Gedragscode. Eiseres is verwikkeld in een alimentatieprocedure met haar ex-echtgenoot, deze heeft Sûreté de opdracht gegeven aan te tonen dat eiseres werkzaamheden verricht in de escortbranche. Sûreté heeft hiervoor een pseudoklant ingezet, die een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd en op grond waarvan een rapport is opgemaakt. Dit rapport is door Sûreté aan de ex-echtgenoot verstrekt en ingebracht in de alimentatieprocedure. Sûreté heeft onrechtmatig gehandeld door te handelen in strijd met de gedragscode. Sûreté heeft tevens gehandeld in strijd met artikel 11 en artikel 34 van de WBP, respectievelijk door meer gegevens te verwerken dan noodzakelijk en door eiseres niet te informeren dat haar persoonsgegevens werden verwerkt.

De beoordeling
4.4. Bij de beoordeling van de vraag of Sûreté door de dienst daadwerkelijk af te nemen disproportioneel heeft gehandeld en daarmee heeft gehandeld in strijd met de vierde norm van art. 7.4 van de gedragscode is van belang dat in het kader van een alimentatieprocedure slechts van belang is of de wederpartij over inkomen beschikt of dit kan verwerven en niet op welke wijze hij dit inkomen verwerft. Daarvoor is minder informatie vereist dan wanneer bijvoorbeeld moet worden aangetoond dat iemand zware lichamelijke arbeid kan verrichten terwijl hij stelt daartoe niet in staat te zijn. Sûreté heeft niet weersproken dat [eiseres] vooraf aan het verlenen van de dienst is betaald door [pseudoklant] en dat dit de gebruikelijke werkwijze is in de escortbranche. Het verschijnen op de afspraak en het aannemen van een betaling is afdoende bewijs van het feit dat [eiseres] inkomen uit werkzaamheden heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Sûreté om aan te tonen dat [eiseres] inkomen verwierf, had kunnen en moeten volstaan met het maken van een afspraak via de website en het doen van de betaling nadat [eiseres] op die afspraak was verschenen. Door dit niet te doen en de dienst daadwerkelijk af te nemen en daarvan gedetailleerd verslag te doen, heeft Sûreté gegevens vastgelegd die voor de opdracht niet noodzakelijk waren, waarmee Sûreté onzorgvuldig jegens [eiseres] heeft gehandeld.

4.5. Tevens heeft Sûreté in strijd met art. 8.1. van de gedragscode [eiseres] niet geïnformeerd dat zij onderwerp van onderzoek was en dat persoonsgegevens van haar werden verwerkt. Het verweer van Sûreté dat [eiseres] dan mogelijk haar werkzaamheden zou hebben gestaakt, zodat zij alsnog in de alimentatieprocedure had kunnen betogen dat zij niet in haar eigen onderhoud kon voorzien, gaat niet op. Indien [eiseres] uit eigen beweging haar werkzaamheden zou staken, zou dit immers niet kunnen leiden tot het oordeel dat zij niet in haar levensonderhoud kan voorzien. Ook het verweer dat [pseudoklant] geen werknemer van Sûreté is en daarom niet is gebonden aan de gedragscode, gaat niet op. Sûreté heeft [pseudoklant] ingeschakeld en is en blijft verantwoordelijk voor de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd en daarover wordt gerapporteerd.

4.6. Daarmee staat vast dat Sûreté onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door te handelen in strijd met de gedragscode. Sûreté heeft tevens gehandeld in strijd met artikel 11 en artikel 34 van de WBP, respectievelijk door meer gegevens te verwerken dan noodzakelijk en door [eiseres] niet te informeren dat haar persoonsgegevens werden verwerkt. Sûreté is daarom op grond van artikel 49 lid 2 WBP gehouden [eiseres] een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding te betalen.