Gepubliceerd op maandag 28 september 2020
IT 3259
Hof ||
1 sep 2020
Hof 1 sep 2020, IT 3259; ECLI:NL:GHDHA:2020:1733 (T-Mobile tegen KPN), https://www.itenrecht.nl/artikelen/kpn-mocht-tarieven-niet-met-terugwerkende-kracht-verhogen

KPN mocht tarieven niet met terugwerkende kracht verhogen

Hof Den Haag 1 september 2020, IT 3259; ECLI:NL:GHDHA:2020:1733 (T-Mobile tegen KPN) Telecommunicatierecht. Uitleg vaststellingsovereenkomst. T-Mobile, voorheen Tele2, maakt gebruik van het netwerk van KPN. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten voor de periode 2009-2011. Pas later heeft de ACM hogere tariefplafonds bepaald voor deze periode. De vraag staat centraal of partijen in de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen dat KPN met terugwerkende kracht de tarieven mocht verhogen, in overeenstemming met de door de ACM vastgestelde tariefplafonds. In eerste aanleg beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend. T-Mobile verzoekt het hof de vorderingen van KPN alsnog af te wijzen.

Vanaf 1 januari 2012 mocht KPN bestuursrechtelijk gezien met terugwerkende kracht verhoogde tarieven in rekening brengen. Voor de periode 2009 tot en met 2011 geldt dat KPN tijdens de onderhandelingen met Tele2 onvoldoende kenbaar heeft gemaakt dat zij met de vaststellingsovereenkomst de tarieven met terugwerkende kracht kon verhogen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat T-Mobile aan KPN (pas) vanaf 1 januari 2012 tot de datum van dit arrest die tarieven verschuldigd is, die KPN in overeenstemming met de specifiek daarvoor geldende tariefregulering heeft vastgesteld.

5.27. Op grond van bovenstaande overwegingen komt het hof tot de conclusie dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de uitleg die KPN aan artikel 1.5 sub c onder i. van de vaststellingsovereenkomst geeft. (…) In het licht van de omstandigheden en factoren die in dat verband zijn besproken, lag het op de weg van KPN om voldoende concreet te stellen (en daarvan gespecificeerd bewijs aan te bieden) dat zij tijdens de onderhandelingen aan Tele2 (op een voldoende duidelijke wijze) kenbaar heeft gemaakt dat zij met de door haar voorgestelde toevoeging aan artikel 1.5 sub c onder i van de vaststellingsovereenkomst aan zichzelf de mogelijkheid wilde geven om de aan Tele2 in rekening gebrachte WPC-tarieven ingeval van een verhoging van de tariefplafonds in de bestuursrechtelijke kolom met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 te verhogen. Een stelling van deze strekking is niet, althans niet voldoende concreet door KPN betrokken. Ook in de al genoemde verklaring van [naam ] is niet te lezen dat KPN haar bedoeling van de voorgestelde toevoeging aan Tele2 heeft kenbaar gemaakt. In deze verklaring is over de toevoeging op pagina 6 te lezen dat KPN bij e-mail van 10 april 2009 om 12.09 uur, uit welke e-mail volgens [naam ] blijkt dat Tele2 al mondeling met dit wijzigingsvoorstel akkoord was gegaan, het beroepsrecht van KPN en de verwijzing naar de bepaling onder 1.5 onder b expliciet is toegevoegd. “Dit om te voorkomen dat de package deal in [de, hof] vaststellingsovereenkomst uiteindelijk voor KPN ongunstiger zou uitpakken:” Op pagina 7 heeft [naam ] hier nog het volgende aan toegevoegd: “Om te voorkomen dat er met Tele2 een discussie zou kunnen ontstaan over de vraag of KPN zich daarmee onvoorwaardelijk had gecommitteerd aan de tariefplafonds uit het aanstaande WPC-II tariefbesluit en aldus het recht op het instellen van beroep tegen het WPC-IIa besluit (en profiteren van de daarvan gewenste uitkomst) in de vaststellingsovereenkomst had prijsgegeven of niet, heeft KPN in de laatste versie van de vaststellingsovereenkomst expliciet toegevoegd dat KPN het beroepsrecht zou behouden.” In deze verklaring is weliswaar te lezen wat KPN met de door haar voorgestelde toevoeging beoogde, maar daaruit volgt niet dat deze bedoeling op dat moment ook aan Tele2 is gecommuniceerd.

5.31. Nu de uitleg van KPN niet kan worden gevolgd, moet ervan worden uitgegaan dat partijen zijn overeengekomen dat het KPN weliswaar vrij stond beroep in te stellen tegen het WPC-IIA besluit, maar dat de uitkomst van deze procedure geen effect zou hebben op de door KPN op grond van het WPC-IIa besluit gehanteerde tarieven. KPN mocht dus niet met terugwerkende kracht over de jaren 2009 tot en met 2011 hogere tarieven in rekening brengen.