Gepubliceerd op donderdag 10 november 2022
IT 4142
Rechtbank Amsterdam ||
9 nov 2022
Rechtbank Amsterdam 9 nov 2022, IT 4142; ECLI:NL:RBAMS:2022:6488 (Stichtingen tegen TikTok), https://www.itenrecht.nl/artikelen/nederlandse-rechter-bevoegd-inzake-geschil-tiktok

Nederlandse rechter bevoegd inzake geschil TikTok

Rechtbank Amsterdam 9 november 2022, IT 4142; ECLI:NL:RBAMS:2022:6488 (stichtingen tegen TikTok) Op TikTok is het mogelijk om online korte zelfgemaakte video’s te plaatsen, bekijken, liken en delen. TikTok maakt haar winst uit advertenties. Drie Nederlandse stichtingen menen dat TikTok fundamentele rechten van kinderen en volwassenen schendt. De manier waarop TikTok gebruik maakt van persoonsgegevens vormt een inbreuk op de AVG en verder onder meer op bepalingen uit de Telecommunicatiewet en de Mediawet. De zaak gaat over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het geschil inhoudelijk te behandelen. De inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden op 1 februari.

5.12. In artikel 79 lid 2 tweede volzin AVG is de mogelijkheid opgenomen om een procedure tegen de verwerkingsverantwoordelijke in te stellen bij de gerechten van de lidstaat waar de betrokkene (te weten degene wiens gegevens worden verwerkt) gewoonlijk verblijft. In deze procedure gaat het om betrokkenen die in Nederland verblijven. De stichtingen hebben betoogd dat, nu zij de belangen van die betrokkenen behartigen, daarmee de bevoegdheid van de Nederlandse rechter gegeven is. TikTok c.s. betoogt daarentegen dat de stichtingen zich niet kunnen beroepen op de verblijfplaats van de betrokkenen voor de bevoegdheid. Daarin wordt TikTok c.s. niet gevolgd. Artikel 80 van de AVG voorziet in de mogelijkheid dat een belangenbehartiger de rechten van betrokkenen uitoefent zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen procedurele en materiële rechten. Gelet ook op de uitdrukkelijke verwijzing in artikel 80 AVG (zowel lid 1 als lid 2) naar artikel 79 AVG is de conclusie dat de stichtingen als belangenbehartigers zich voor de bevoegdheid kunnen beroepen op de gewone verblijfplaats van de betrokkenen. Het argument van TikTok c.s. dat het recht om de procedure in te stellen bij de gerechten van de gewone verblijfplaats van de betrokkene is aan te merken als een ‘bevoegdheidsprivilege’ voor uitsluitend de individuele betrokkene zelf gaat niet op. Anders dan TikTok c.s. betoogt, is die bevoegdheidsgrond geen uitzondering op een hoofdregel. Dat blijkt niet uit de tekst van artikel 79 lid 2 AVG en ook niet uit considerans 145 bij de AVG, waarin is vastgelegd dat de klager kan ‘kiezen’ om de zaak aanhangig te maken bij de gerechten in de lidstaat waar de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een vestiging heeft of dit te doen in de lidstaat waar de betrokkene zelf verblijft. Enige rangorde in bevoegdheidsgronden volgt daar niet uit. Tot slot gaat de door TikTok c.s. gemaakte vergelijking met artikel 18 Brussel I bis Verordening en de arresten van het HvJ EU in de zaken Shearson Lehman Hutton , [partij] en Schrems4 niet op. De stichtingen procederen niet op basis van last of volmacht. De stichtingen voeren het proces op grond van artikel 3:305a BW en zijn daarmee aan te merken als belangenbehartigers in de zin van artikel 80 AVG.

5.14. De conclusie is dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot de vorderingen tegen TikTok Ierland, voor zover het betreft de AVG-gerelateerde vorderingen.

5.17. Het is vaste rechtspraak van het HvJ EU dat artikel 7 lid 2 Brussel I bis Verordening bevoegdheid schept op basis van het ‘Handlungsort’ (de plaats waar de gebeurtenis die de oorzaak is van de schade heeft plaatsgevonden) en het ‘Erfolgsort’ (de plaats waar de schade is ingetreden). Deze bijzondere bevoegdheidsregel moet autonoom en strikt worden uitgelegd.9 Zij berust op het bestaan van een bijzonder nauw verband tussen de vordering en de gerechten van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, zodat het uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling en een nuttige procesinrichting gerechtvaardigd is dat deze gerechten bevoegd zijn. Nederland kan worden aangemerkt als de plaats waar de schade is ingetreden (‘Erfolgsort’). In dit verband is van belang het arrest van het HvJ EU in de zaak eDate- [partij] , waarin is geoordeeld dat het ‘Erfolgsort’ bij een vermeende schending van persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content is gelegen in het land van de gebruiker waar die het centrum van zijn belangen heeft. 10 Daaraan kan worden gelijkgesteld de situatie dat (privacy)rechten worden geschonden via een online dienst. De gebruikers van de TikTok Dienst voor wiens belangen de stichtingen stellen op te komen, hebben het centrum van hun belangen in Nederland (en voor zover dat inmiddels anders is, geldt hetgeen is overwogen onder 5.13). Dat betekent dat in Nederland de schade is ingetreden en de Nederlandse rechter ten aanzien van TikTok Ierland ook rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 7 lid 2 Brussel I bis Verordening. 

5.18. Anders dan TikTok c.s. heeft aangevoerd, ontleent de rechtbank ten aanzien van de AVG-schendingen die mede als onrechtmatig handelen kwalificeren (zie nummer 5.15) haar bevoegdheid dus ook aan de Brussel I bis Verordening. De AVG vormt een aanvulling op de algemene bevoegdheidsregels zoals deze zijn neergelegd in de Brussel I bis Verordening en deze regelingen bestaan naast elkaar. Gelet op het algemene karakter en het in beginsel ruime materiële toepassingsbereik van de in de Brussel I bis Verordening neergelegde bevoegdheidsregeling, kan slechts worden aangenomen dat de Uniewetgever heeft beoogd een van die verordening afwijkende, (niet aanvullend maar) exclusief geldende bevoegdheidsregeling te treffen, indien dat voldoende duidelijk tot uitdrukking is gebracht in de betreffende regeling. Uit de tekst van de AVG en de considerans kan niet worden afgeleid dat de bevoegdheidsregeling van artikel 79 lid 2 AVG een exclusieve regeling is die de regels van de Brussel I bis Verordening opzij zet. In de considerans bij de AVG onder 147 staat slechts dat de algemene bevoegdheidsregels van de Brussel I bis Verordening geen afbreuk mogen doen aan de toepassing van de specifieke in de AVG opgenomen bevoegdheidsregels. Dat onderstreept het aanvullende karakter van de AVG ten opzichte van de Brussel I bis Verordening. 
Verder is in artikel 67 lid 1 van de Brussel I bis Verordening bepaald dat die verordening de toepassing van bepalingen die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid regelen en die opgenomen zijn of zullen worden in de besluiten van de Unie, onverlet laat. De bepalingen van de Brussel I bis Verordening mogen aldus geen afbreuk doen aan de toepassing van specifieke bevoegdheidsregelingen zoals die volgen uit de AVG. Dit betekent niet meer dan dat in een situatie zoals deze, waarbij zowel de Brussel I bis Verordening als de AVG van toepassing is, de Brussel I bis Verordening niet een bevoegdheid kan ontnemen die door de AVG is aangewezen. De bevoegdheidsregels van de AVG zijn aldus geen lex specialis ten opzichte van die in de Brussel I bis Verordening.