Gepubliceerd op woensdag 24 november 2021
IT 3725
Overige instanties ||
10 nov 2021
Overige instanties 10 nov 2021, IT 3725; ECLI:NL:RVS:2021:2509 (Appellant tegen AP), https://www.itenrecht.nl/artikelen/ns-verwerkt-persoonsgegevens-rechtmatig

NS verwerkt persoonsgegevens rechtmatig

Raad van State 10 november 2021, IEF 20354, IT 3725; ECLI:NL:RVS:2021:2509 (Appellant tegen AP) Appellant verzocht de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om handhavend op te treden tegen de NS op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. De AP deed vervolgens onderzoek naar de NS, maar oordeelde dat er geen overtreding plaatsvond en wees daarom het verzoek af. Appellant ging hiertegen in beroep en kwam uiteindelijk terecht bij de Raad van State. De Raad van State oordeelt dat op het moment dat de reiziger in het openbaar vervoer stapt er een vervoersovereenkomst tot stand komt. De verwerking van persoonsgegevens kan rechtmatig zijn als dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst. De Raad van State oordeelt dat dit het geval is. De gegevensverwerking heeft als doel vaststellen dat de NS het contractuele vervoer op een traject heeft verzorgd en de verschuldigde tegenprestatie van de reiziger.

8.3.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de AP zich, gelet op de motivering van de NS, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voor de uitvoering van de GTBV-regeling noodzakelijk is om persoonsgegevens te verwerken. De verwerkingsverantwoordelijke moet aantonen dat een verwerking noodzakelijk is voor het verwezenlijken van een bepaald doel. Hij hoeft echter niet alle mogelijke alternatieven te bedenken. De AP heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de doelen redelijkerwijs niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokken personen minder nadelige wijze kunnen worden verwezenlijkt. De genoemde alternatieven doen afbreuk aan een betrouwbare, efficiënte en effectieve manier van het uitvoeren van de GTBV-regeling. Er bestaat bovendien al een alternatief waarmee slechts de gegevens van één reis worden verwerkt, namelijk de eenmalige OV-chipkaart. De meerwaarde van herinvoering van een papieren treinkaart is daardoor beperkt. Een eenmalige OV-chipkaart is duurder dan een anonieme of persoonlijke OV-chipkaart, maar dit prijsverschil is niet zo groot dat niet kan worden gesproken van een reëel alternatief. De persoonsgegevens zijn noodzakelijk voor de afhandeling van een beroep op de GTBV-regeling. Ook bij de GTBV-regeling heeft de AP van belang kunnen achten dat er een functionele scheiding is aangebracht tussen de reis- en de overige persoonsgegevens op de OV-chipkaart en dat deze gegevens slechts in een aantal, vooraf bepaalde, gevallen gekoppeld mogen worden. Er bestaan geen aanwijzingen dat de NS zich niet aan de Gedragscode houdt. De AP heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat de inbreuk voor de betrokkenen in redelijke verhouding staat tot het met de verwerking te dienen doel.