Gepubliceerd op maandag 11 september 2023
IT 4364
Rechtbank Oost-Brabant ||
2 aug 2023
Rechtbank Oost-Brabant 2 aug 2023, IT 4364; ECLI:NL:RBOBR:2023:4217 (EOF Europe/Gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/ontwikkelaar-app-niet-aansprakelijk-bevonden

Ontwikkelaar app niet aansprakelijk bevonden

Rechtbank Oost-Brabant 2 augustus 2023. IT 4364; ECLI:NL:RBOBR:2023:4217 (EoF Europe/Gedaagde) In deze zaak oordeelt de rechtbank Oost-Brabant over de vorderingen van EoF Europe (hierna: EoF) op gedaagde. EoF is recensent van gastronomische gelegenheden, opgericht om deze werkzaamheden in een digitale restaurantgids te publiceren. Gedaagde is een bedrijf dat zich bezighoudt met het ontwikkelen van software en het uitgeven van websites. Partijen zijn met elkaar in gesprek gegaan over het ontwikkelen van een app door gedaagde, waarmee recensies voor de restaurants kunnen worden ingezien. EoF wil deze app met een ‘launchparty’ vieren, waarbij grote restauranthouders aanwezig zullen zijn. Deze app blijkt niet goed te werken, waarop EoF de samenwerking beëindigd. EoF verzoekt om de broncode, om deze aan een andere ontwikkelaar te kunnen sturen. Gedaagde wil dit pas doen als een (deel van) de afgesproken betaling wordt voldaan. Hierna geeft EoF een laatste kans aan gedaagde om op 10 maart 2020 na te komen, wat gedaagde niet doet. Gedaagde ontbindt de overeenkomst. EoF gaat niet mee in het aanbod van gedaagde en vordert afgifte van de broncode en schadevergoeding. Gedaagde vordert in reconventie een schadevergoeding en betaling van het restant van haar loon.

 

De rechtbank geeft aan dat voor zover de vorderingen van EoF gebaseerd zijn op verstreken termijnen, deze moeten falen. Er is geen sprake van een toerekenbaar tekortkomen aan de kant van gedaagde die buitengerechtelijke ontbinding zou rechtvaardigen. Ook neemt de rechter aan dat de plaatsing van de app op de Google Play Store geen tekortkoming oplevert, nu gedaagde deze plaatsing direct oploste nadat zij daarop werd geattendeerd. De stelling van EoF dat de app zoveel gebroken vertoonde dat gedaagde niet meer tijdig zou kunnen nakomen is niet te rijmen met het feit dat EoF gedaagde een tweede termijn heeft gegeven. Voor het overige is de stelling onvoldoende onderbouwd. De vordering tot het geven van de broncode wordt eveneens afgewezen, nu deze gegrond is op de onjuiste aanname dat nakoming niet tijdelijk mogelijk zou zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van EoF af en wijst de vorderingen van gedaagde toe voor zover deze op haar loon slaan.

 

4.10. Als grondslag voor haar vordering(en) heeft EoF ook aangevoerd dat de nog onvoltooide Android versie van de app door [gedaagde] voor aankoop door derden in de Google Play Store (‘early access’) beschikbaar is gesteld. Dat vormde een acute bedreiging voor de commerciële belangen van EoF en verkoop van de onvolmaakte app zou de eer en goede naam van Eof kunnen schaden, aldus EoF. [gedaagde] erkent dat zij de app per vergissing heeft geplaatst in de Google Play Store. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de app niet in de publieke app-store heeft gestaan, maar in de open test-sectie in plaats van de gesloten test-sectie, die niet gemakkelijk toegankelijk is. Zodra zij daarop werd geattendeerd, heeft [gedaagde] dit hersteld. EoF heeft dat niet betwist. Evenmin heeft zij betwist dat enkel EoF, althans [A] , zelf de app heeft gekocht en derden dus geen beschikking hebben gehad over de app. Voorop stelt de rechtbank dat deze ongelukkige plaatsing in de app-store voor EoF kennelijk geen belemmering vormde om [gedaagde] bij brief van 3 maart 2020 (in haar visie alsnog) in de gelegenheid te stellen om de overeenkomst na te komen. De soep werd kennelijk minder heet gegeten dan opgediend, maar wordt alsnog geserveerd. Dat plaatsing van de app in Google Play Store een tekortkoming opleverde, laat staan welke schade daaruit is voortgevloeid, is door EoF niet gesteld en de rechtbank evenmin gebleken. Denkbaar is dat de plaatsing van de app onrechtmatig was ten opzichte van EoF, maar ook dan geldt dat schade niet is gesteld of gebleken. Schade als gevolg daarvan wordt door EoF ook niet gevorderd. Bij gebrek aan belang is de gevorderde verklaring voor recht dan ook niet toewijsbaar.