Gepubliceerd op donderdag 30 juli 2020
IT 3199
Rechtbank ||
22 jul 2020
Rechtbank 22 jul 2020, IT 3199; ECLI:NL:RBAMS:2020:3557 (Eiser tegen NRC), https://www.itenrecht.nl/artikelen/perspublicatie-nrc-niet-onrechtmatig

Perspublicatie NRC niet onrechtmatig


Rechtbank Amsterdam 22 juli 2020, IEF 19350, IT 3199; ECLI:NL:RBAMS:2020:3557 (Eiser tegen NRC) Mediarecht. Eiser vordert schadevergoeding van NRC wegens onrechtmatige perspublicatie. Eiser stelt dat er inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Toewijzing van de vorderingen van eiser zouden een beperking vormen op het grondrecht van NRC op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijke beperking is alleen indien de perspublicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. De rechtbank weegt alle wederzijdse belangen af, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen en oordeelt dat de perspublicatie niet onrechtmatig is. Dat de naam van de bestuurder van de rechtspersoon vaak wordt genoemd, dat er geen wederhoor is toegepast en dat de gevolgen van publicatie ernstig voor die voormalige bestuurder, doen hier niet aan af.

4.8. Uit de uitvoerige stellingen van [eiser] over zijn visie op de tekst van die e-mails, zijn stelling dat hij zijn eer en goede naam hersteld wilt zien, en zijn verklaring ter zitting dat het nodig is om zijn naam te zuiveren zodat hij weer door mogelijke werkgevers als goede kandidaat voor een [functie] wordt beschouwd, wordt afgeleid dat [eiser] in deze procedure een toetsing wenst van de uitleg die NRC in het door haar gepubliceerde artikel heeft gegeven over het aan haar beschikbare bronnenmateriaal, dan wel een oordeel van de rechtbank over dat materiaal ten aanzien van de kennis van [eiser] en zijn rol binnen Tebodin. Voor een oordeel over de rechtmatigheid van de publicatie is het echter niet noodzakelijk dat aan de hand van gedegen (eigen) feitelijk onderzoek, over alle aspecten en omstandigheden die [eiser] heeft gesteld, de juistheid van de feitelijke basis van hetgeen wordt gepubliceerd, min of meer onomstotelijk komen vast te staan (zie ook de uitspraken van het gerechtshof Amsterdam: ECLI:NL:GHAMS:2015:1515 en ECLI:NL:GHAMS:2015:2887 en Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2705 en ECLI:NL:HR:2016:2996)). In deze procedure gaat het over de vraag of er in dit geval sprake is van omstandigheden die een beperking van de uitingsvrijheid van NRC rechtvaardigen. Een zwaarwegende omstandigheid daarbij is de vraag of de publicatie steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, waarbij ook van belang is hoe dit feitenmateriaal tot stand is gekomen.

4.11.5. [eiser] heeft betoogd dat de onrechtmatigheid van de publicatie kan worden afgeleid uit het feit dat hem geen wederhoor is gegund. De journalistieke gedragsregel waarop [eiser] zich beroept en die voorschrijft dat (ook) alvorens tot publicatie wordt overgegaan hoor en wederhoor wordt toegepast, is als waarborg tegen inhoudelijk onjuiste berichtgeving en lichtvaardige verdachtmakingen een belangrijk gebruik, dat echter op zichzelf niet kan leiden tot beantwoording van de vraag of de publicatie onrechtmatig is. De vraag of het nalaten van wederhoor onrechtmatig is, dient per geval en met inachtneming van de omstandigheden van het geval te worden beoordeeld. [eiser] is door NRC op verschillende manieren verzocht om een reactie. NRC heeft mogen vertrouwen op de juistheid van de door [eiser] op zijn LinkedIn-profiel geplaatste werkkring (Arcadis) en contactinformatie (het e-mailadres bij Arcadis). [eiser] heeft betoogd dat die verzoeken hem niet hebben bereikt omdat hij geen toegang meer had tot zijn e-mailadres bij Arcadis nadat hij daar begin juni 2018, dan wel april 2018 (ter zitting heeft [eiser] verklaard in april 2018 een afscheidsborrel bij Arcadis te hebben georganiseerd) is vertrokken. Dit is echter een omstandigheid die voor zijn eigen risico komt. Van [eiser] mag worden verwacht dat de door hem bekend gemaakte informatie op LinkedIn juist is, en dat geldt te meer (gelet op het platform) voor de informatie over zijn werkkring en contactinformatie. Het kan niet aan NRC worden verweten dat op het moment van publicatie – dat dient te worden genomen als maatstaf zoals NRC heeft aangevoerd – de publiekelijk beschikbare informatie over [eiser] die hij zelf beheert, onjuist is. Bovendien heeft [eiser] een contactverzoek van [gedaagde sub 2] op LinkedIn geweigerd. Ook dat is zijn eigen keuze die niet aan NRC kan worden verweten. Onder deze omstandigheden wordt vastgesteld dat in dit geval het nalaten van wederhoor aan [eiser] is te wijten, en daarom dus niet onrechtmatig van NRC is.