Gepubliceerd op dinsdag 15 juni 2021
IT 3542
Hof ||
1 jun 2021
Hof 1 jun 2021, IT 3542; ECLI:NL:GHAMS:2021:1716 (Appellant tegen Nationale Nederlanden), https://www.itenrecht.nl/artikelen/poging-tot-verzekeringsfraude-rechtvaardigt-registratie-persoonsgegevens

Poging tot verzekeringsfraude rechtvaardigt registratie persoonsgegevens

Hof Amsterdam 1 juni 2021, IT 3542; ECLI:NL:GHAMS:2021:1716 (Appellant tegen Nationale Nederlanden) Appellant is in 2015 slachtoffer geweest van een aanrijding, waarbij zijn kleding is beschadigd. Hiertoe heeft hij een claim ingediend bij zijn verzekeraar, de rechtsvoorganger van Nationale Nederlanden (NN). Vervolgens is geconstateerd dat het nep designerkleding betrof en dat de voor vergoeding in aanmerking komende schade aanzienlijk lager was dan het bedrag dat appellant bij de verzekeraar heeft ingediend. Om deze reden zijn de persoonsgegevens van appellant opgenomen in het incidentenregister van de afdeling integriteitszaken vanwege vermeende oplichting. Appellant vordert in dit hoger beroep vernietiging van die gegevens. Het hof oordeelt dat appellant zich bewust was van het feit dat het om neppe kleding ging en dat het oogmerk om NN te misleiden is vast komen te staan. Dit rechtvaardigt de registratie van zijn persoonsgegevens, omdat dit tot doel heeft toekomstige fraude te voorkomen. 

6.19 Op grond van bovengenoemde gang van zaken concludeert het hof dat [appellant] zich bewust was van het feit dat de door hem aangeboden kleding nep was en dat hij het oogmerk had NN te bewegen tot vergoeding van een hoger schadebedrag dan waarop hij recht had. Hiermee is sprake van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van art. 350 Sv kunnen dragen. Gezien de ernst van deze gegevens zijn de belangen van [appellant] van onvoldoende gewicht om de belangenafweging overeenkomstig artikel 6 lid 1 aanhef en onder f AVG in zijn voordeel te laten uitvallen. [appellant] heeft in dit verband aangevoerd dat hij moeite heeft zich te verzekeren en financiële producten af te nemen, maar deze gevolgen wegen niet zwaarder dan de noodzaak van registratie wegens het daarmee te dienen doel van het voorkomen van (nieuwe) fraude, temeer omdat [appellant] bij zijn onjuiste lezing is gebleven.

Dit betekent dat aan de vereisten is voldaan voor vermelding van de persoonsgegevens in het incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. Het hof volgt [appellant] dus niet waar hij stelt dat hem slechts een verwijt kan worden gemaakt als zou worden vastgesteld dat zijn taxateurs met hem zouden hebben samengespannen of hij zijn taxateurs bewust om de tuin zou hebben geleid. [appellant] heeft geen andere klachten geformuleerd tegen de afwijzing van zijn verzoek tot het (doen) verwijderen van de gegevens, zodat zijn grief daartegen faalt.