Gepubliceerd op dinsdag 20 maart 2012
IT 714
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Prejudiciële vragen: begrip persoonsgegevens

Rechtbank Middelburg 15 maart 2012, LJN BV8942 (X tegen IND)

Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU inzake het verzoek om inzage in de minuut;het begrip "persoonsgegevens" in de zin van artikel 2 van de Privacyrichtlijn en de omvang van het inzagerecht in de zin van artikel 12 van de Privacyrichtlijn.

1. Zijn de gegevens die in de minuut van betrokkene zijn weergegeven en die betrekking hebben op betrokkene, persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder a, van de Privacyrichtlijn?
2. Is de in de minuut opgenomen juridische analyse een persoonsgegeven in de zin van voornoemde bepaling?

 

3. Wanneer het Hof bevestigt dat de hiervoor omschreven gegevens persoonsgegevens zijn, dient de verwerker/overheidsinstantie dan ook ingevolge artikel 12 van de Privacyrichtlijn en artikel 8, tweede lid, van het EU Handvest inzage te geven in deze persoonsgegevens?
4. Kan betrokkene in dit kader ook een rechtstreeks beroep doen op artikel 41, tweede lid, onder b, van het EU Handvest, en zo ja, moet de hierin opgenomen zinsnede “met inachtneming van het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid op besluitvorming” zo worden uitgelegd dat het recht op inzage in de minuut op die grond kan worden geweigerd?
5. Wanneer betrokkene verzoekt om inzage in de minuut, dient de verwerker/overheidsinstantie een kopie van dit document te verschaffen om zo recht te doen aan het inzagerecht?

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit