Gepubliceerd op maandag 22 april 2024
IT 4534
Hof ||
11 apr 2024
Hof 11 apr 2024, IT 4534; ECLI:NL:GHSHE:2024:1239 (Appellante tegen verweerster), https://www.itenrecht.nl/artikelen/tussenbeschikking-inzake-avg-controlerecht

Tussenbeschikking inzake AVG controlerecht

Hof 's-Hertogenbosch 11 april 2024, IT 4534; ECLI:NL:GHSHE:2024:1239 (Appellante tegen verweerster). Appellante huurt sinds 21 september 1987 een woning van verweerster. Appellante heeft verweerster verzocht om haar een overzicht en kopieën te verstrekken van de persoonsgegevens die verweerster van haar (heeft) verwerkt op grond van artikel 12 en 15 lid 1 AVG. De vraag die in deze zaak voorligt is of het door verweerster verstrekte overzicht op 20 juli 2022 voldoet aan het artikel 15 AVG-verzoek van appellante. Daarnaast ligt de vraag voor of verweerster verplicht is om kopieën van documenten te verstrekken op grond van voormeld artikel, zoals door appellante is verzocht. Bij tussenbeschikking van 23 november 2023 heeft het gerechtshof ten aanzien van het verzoek tot afgifte van kopieën overwogen dat verweerster niet zonder meer kopieën behoeft te overleggen als de met het recht op inzage nagestreefde doelstelling – recht op controle – volledig kan worden voldaan door een andere vorm van verstrekking, maar dan verwacht het hof wel dat dit helder en begrijpelijk aan appellante wordt toegelicht. Appellante heeft echter onderbouwd aangegeven dat zij nog diverse stukken mist in het overzicht.

Het hof merkt voorshands op dat uit de AVG niet voortvloeit dat verweerster gehouden is langer stukken te bewaren dan uit wettelijke verplichtingen voortvloeit, noch gehouden is om van telefoongesprekken notities te maken. In ieder geval valt voorshands wel op dat blijkbaar de (laatste) huurovereenkomst ontbreekt in het overzicht. Echter, in het licht van het arrest van het HvJ EU over rechtsmisbruik [zie IT 4415] is het hof van oordeel dat niet ingegaan dient te worden op klachten en bezwaren die klaarblijkelijk gaan over de opstelling van verweerster als verhuurder. Onderhavige kwestie heeft immers slechts betrekking op het controlerecht als bedoeld in de AVG. Over andere onderwerpen zal het hof zich in deze procedure niet buigen. Het hof stelt partijen in de gelegenheid te reageren bij nadere (antwoord)akte. Het houdt iedere andere beslissing aan.

5.6. In het licht van het voorgaande zal het hof thans geen aandacht besteden aan hetgeen vanaf onderdeel F door [appellante] in haar reactie is opgemerkt en dus niet ingaan op de klachten en bezwaren die [appellante] klaarblijkelijk heeft ten aanzien van de opstelling van [verweerster] als verhuurder, het door deze gevoerde onderhoudsbeleid en gestelde toezeggingen als zodanig, haar gezondheidstoestand (toen en thans) en dat van bij haar inwonenden en wat dies meer zij.

5.7. Deze kwesties vallen immers buiten de scope van deze laagdrempelige procedure in het kader van de AVG waarin het uitsluitend gaat om uitoefening van het controlerecht als bedoeld in de AVG. Niet meer en niet minder.

5.8. De onderhavige procedure is niet bedoeld om (ook) een huurgeschil te beslechten dat blijkbaar al jaren aansleept, maar waarin de huurder klaarblijkelijk nog niet de geëigende juridische stappen zet om haar veronderstelde gelijk te krijgen. Daarbij valt te denken aan het aanhangig maken van een huurgeschil bij de bevoegde rechter en met inachtneming van de alsdan gelden proceduregels de bij haar levende klachten voorleggen en daarop een beoordeling krijgen.
Het hof gaat zich daar in deze procedure niet over buigen, in dat kader in deze procedure nader betrokken stellingen niet bespreken of daar enig oordeel over geven. Dat tijdens de mondelinge behandeling overigens wel aandacht is geweest voor de huurproblematiek – in het kader van het onderzoeken van de mogelijkheden van een minnelijke oplossing in den brede, zoals te doen gebruikelijk – doet aan het voorgaande niet af.

Het hof heeft in deze procedure geen behoefte aan ‘het bredere plaatje’ voor zover dat niet in relatie staat tot de uitoefening van het controlerecht als bedoeld in de AVG. Dat [appellante] al diverse malen heeft aangegeven [verweerster] ‘te wantrouwen’ is voor het hof niet onopgemerkt gebleven. Dit wantrouwen geeft [appellante] echter niet meer rechten dan (al) uit de AVG voortvloeien en die voorshands tot de hierna te geven instructie leiden.