Gepubliceerd op dinsdag 7 maart 2023
IT 4233
Rechtbank Rotterdam ||
15 feb 2023
Rechtbank Rotterdam 15 feb 2023, IT 4233; ECLI:NL:RBROT:2023:1605 (Eiser tegen verweerder), https://www.itenrecht.nl/artikelen/verzoek-om-inzage-in-handhavings-dossier

Verzoek om inzage in (handhavings)dossier

Rechtbank Rotterdam 15 februari 2023, IT 4233; ECLI:NL:RBROT:2023:1605 (eiser tegen verweerder) Bestuursrecht. In deze zaak heeft de rechter beoordeeld of verweerder terecht heeft bepaald dat eisers bezwaar (tegen de brief van 18 januari 2022) niet-ontvankelijk is omdat die brief geen besluit is in de zin van de Awb. De rechtbank oordeelde dat de eiser om inzage in zijn persoonsgegevens heeft verzocht op grond van artikel 15 van de AVG, en dat een beslissing op zo'n verzoek een Awb-besluit is volgens artikel 34 van de AVG. Daarom was de brief van verweerder van 18 januari 2022 een Awb-besluit waar bezwaar tegen kon worden gemaakt. Het was daarnaast onterecht dat verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelde ook dat het bezwaar van de eiser ongegrond was omdat verweerder de dossierstukken, waar de eiser om had gevraagd, had vernietigd vanwege het verstrijken van de wettelijk voorgeschreven bewaartermijn, en daarom niet kon worden verstrekt. De eiser had niet kunnen aantonen dat verweerder meer dossierstukken had dan de stukken die in beroep waren overgelegd, en daarom had verweerder het inzageverzoek terecht afgewezen.

1. In deze zaak beoordeelt de rechter of verweerder terecht heeft bepaald dat eisers bezwaar (tegen de brief van 18 januari 2022) niet-ontvankelijk is omdat die brief geen besluit is in de zin van de Awb.

2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens, en dus een verzoek op grond van artikel 15 van de AVG. Een beslissing op zo’n verzoek is op basis van artikel 34 van de UAVG een besluit in de zin van de Awb. Dit betekent dat de brief van verweerder van 18 januari 2022 een Awb-besluit is, waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Verweerder heeft eisers bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Omdat verweerder ten onrechte niet inhoudelijk heeft beslist op het bezwaar zal de rechtbank dat nu alsnog doen.

3. De rechtbank oordeelt dat eisers bezwaar (tegen het besluit van 18 januari 2022) ongegrond is, nu verweerder in dat besluit (en in het verweerschrift en op zitting) heeft aangegeven dat de betreffende dossierstukken, vanwege het verstrijken van de wettelijk voorgeschreven bewaartermijn, zijn vernietigd en daarmee dus niet kunnen worden verstrekt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder meer dossierstukken zou moeten hebben dan de stukken die in beroep al zijn overgelegd. Om die reden heeft verweerder eisers inzageverzoek terecht afgewezen.