Gepubliceerd op dinsdag 2 april 2024
IT 4514
Rechtbank ||
14 mrt 2024
Rechtbank 14 mrt 2024, IT 4514; ECLI:NL:RBAMS:2024:1439 (Verzoekers tegen ING Bank N.V.), https://www.itenrecht.nl/artikelen/verzoek-tot-verwijdering-bkr-registratie-afgewezen-1

Verzoek tot verwijdering BKR-registratie afgewezen

Rb. Amsterdam 14 maart 2024, IT 4514; ECLI:NL:RBAMS:2024:1439 (Verzoekers tegen ING Bank). Verzoekers hebben een persoonlijke rekening, een zakelijke lening en een doorlopend krediet afgesloten bij de ING bank. Als gevolg van een betalingsachterstand is op de leningen en het krediet bijzonderheidscode A in het Centraal Krediet Informatiesysteem (hierna: CKI) van Stichting Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR) geplaatst op contactnummers. De BKR-registratie is te kwalificeren als gegevensverwerking van persoonsgegevens waarop de AVG van toepassing is. In casu dienen verzoekers bezwaar in op de verwerking op grond van artikel 21 lid 1 AVG. Een belangenafweging bepaalt of het bezwaar wel of niet gehonoreerd moet worden. Verzoekers stellen dat de negatieve BKR-registratie het hen onmogelijk maakt een lening te krijgen om een huis mee te kopen en zij hiermee een zwaarwegend belang hebben. ING bank stelt zich op het standpunt dat de mogelijkheid dat kredietverstrekkers informatie kunnen krijgen over de recente kwijting van €34.000 een zwaarder wegend belang is. De rechtbank is het eens met de ING bank en wijst de vordering van verzoekers af. Het feit dat verzoekers er ruim negen jaar over hebben gedaan om de schuld bij ING bank af te lossen en er een grote betalingsachterstand was ontstaan, getuigt niet van een goed betalingsmoraal, en is een belangrijke factor bij de belangenafweging.

4.7. De rechtbank is van oordeel dat ING zich terecht op het standpunt stelt dat het belang van de kredietregistratie in dit specifieke geval zwaarder weegt dan de belangen van [verzoekers] Hierna wordt toegelicht waarom de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.

4.10. Tegenover de wens om een koopwoning te verkrijgen staat dat een aanzienlijke betalingsachterstand is ontstaan en [verzoekers] er ruim negen jaar over hebben gedaan om de schuld bij ING af te lossen. [verzoekers] hebben – naar eigen zeggen – de betaling voor de leningen en het krediet in 2013 gestaakt om een betalingsregeling bij ING af te dwingen. Pas in 2016 zijn zij een beperkte betalingsregeling met ING overeengekomen en hebben zij de betalingen hervat. Uiteindelijk hebben [verzoekers] pas zeven jaar na het ontstaan van de betalingsachterstand een meer omvangrijkere betalingsregeling met ING afgesproken. Dit alles getuigt niet van een goed betalingsmoraal. Daarbij komt dat [verzoekers] in september 2022 in één keer een groot bedrag van € 21.300 aan ING hebben voldaan. Op de zitting hebben [verzoekers] verklaard dat zij dit bedrag konden betalen doordat zij maandelijks een bedrag hebben gespaard en hun auto hebben verkocht. Dat [verzoekers] ervoor hebben gekozen om maandelijks minder aan ING te betalen daar waartoe zij kennelijk in staat waren, wijst niet persé op een goed betalingsmoraal.

4.13. De conclusie is dat op dit moment geen aanleiding bestaat om te bepalen dat ING de BKR-registratie moet verwijderen. De rechtbank wijst de primaire vordering daarom af.