Gepubliceerd op woensdag 5 juni 2024
IT 4562
Rechtbank ||
17 apr 2024
Rechtbank 17 apr 2024, IT 4562; ECLI:NL:RBROT:2024:4445 (Eiseres tegen gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/vragen-van-klachtencommissie-aan-vertrouwenspersoon-leiden-niet-tot-schending-avg

Vragen van klachtencommissie aan vertrouwenspersoon leiden niet tot schending AVG

Rb. Rotterdam 17 april 2024, IT 4562; ECLI:NL:RBROT:2024:4445 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres is als P&O-adviseur gaan werken voor een ziekenhuis. Gedaagde is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de aanpak van ongewenste omgangsvormen en klachtenonderzoeken doet. Eiseres heeft bij brief medegedeeld aan het ziekenhuis dat ze klachten wil indienen tegen haar leidinggevende en de Raad van Bestuur. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat haar klachtencommissie is ontbonden en eiseres gevraagd of ze instemt met het instellen van gedaagde als klachtencommissie. Eiseres ging hiermee akkoord “mits daarbij wel deugdelijke procedurele waarborgen in acht worden genomen”. Eiseres vordert dat de rechtbankt voor recht verklaart dat gedaagde door haar handelwijze, in het bijzonder door het uitvoeren van het klachtonderzoek en het opstellen van het onderzoeksrapport, onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld. Ze wenst schadevergoeding te ontvangen. Gedaagde zou namelijk in strijd hebben gehandeld met de AVG en ten onrechte vragen gesteld hebben aan de vertrouwenspersoon over andere onderwerpen dan de aanranding(en) in 2015. De conclusie van de rechtbank is dat niet is komen vast te staan dat gedaagde heeft gehandeld in strijd met artikel 5 of 6 van de AVG. De klachtencommissie (gedaagde) heeft immers een zekere vrijheid om (ook) vragen te stellen die niet rechtstreeks verband houden met de gegrondheid of ongegrondheid van een klachtonderdeel, maar volgens haar (toch) van belang zijn voor de oordeelsvorming, bijvoorbeeld omdat zij een beeld kunnen geven van een situatie of een persoon.

(c) Het stellen van volgens [eiseres] niet relevante vragen is niet in strijd met de AVG

4.29. Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat zij het mede in strijd met de AVG acht dat [gedaagde] aan verschillende personen vragen heeft gesteld die volgens [eiseres] geen rechtstreeks verband houden met de klachten en ook verder niet relevant zijn om die klachten te beoordelen. [eiseres] geeft hier een aantal voorbeelden van, zoals de vraag aan [naam 1] hoe [eiseres] omgaat met mensen in een machtspositie en vragen hoe men [eiseres] als persoon ziet en of zij wel eens boos/emotioneel is. Dit zijn inderdaad vragen waarvan de relevantie niet op voorhand duidelijk is. Daar staat tegenover dat een klachtencommissie een zekere vrijheid heeft om (ook) vragen te stellen die niet rechtstreeks verband houden met de gegrondheid of ongegrondheid van een klachtonderdeel, maar volgens haar (toch) van belang zijn voor de oordeelsvorming, bijvoorbeeld omdat zij een beeld kunnen geven van een situatie of een persoon. Dit is geen vrijbrief om allerlei niet relevante vragen te stellen, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] onvoldoende specifiek en per vraag onderbouwd dat deze in redelijkheid niet gesteld had mogen worden en waarom het stellen van deze vraag of het noteren van het antwoord daarop in strijd is met de AVG.