Gepubliceerd op vrijdag 8 januari 2021
IT 3368
||
20 nov 2020
20 nov 2020, IT 3368; ECLI:NL:RBGEL:2020:6145 (Taalhorizon B.V. tegen X), https://www.itenrecht.nl/artikelen/vrijheid-van-meningsuiting-prevaleert

Vrijheid van meningsuiting prevaleert

Rechtbank Gelderland 20 november 2020, IEF 19688, IT 3368; ECLI:NL:RBGEL:2020:6145 (Taalhorizon B.V. tegen X) Taalhorizon verzorgde onder andere taaltrainingstrajecten Nederlands aan anderstaligen ten behoeve van inburgering. Taalhorizon had een keurmerk van het onafhankelijk kwaliteitsinstituut Blik Op Werk. Indien het opleidingsinstutuut beschikt over dit keurmerk dan worden de kosten voor het lesgeld en het examengeld vergoedt door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De inburgeringsplichtigen die taallessen gaan volgen, kunnen voor de financiering van de kosten een lening afsluiten bij DUO. Gedaagde heeft vanaf maart 2018 taallessen gevolgd bij Taalhorizon en heeft zijn (negatieve) ervaringen met het instituut gedeeld via Facebook. Taalhorizon vordert dat gedaagde bij vonnis wordt veroordeeld om een vergoeding van € 5.000,- te betalen vanwege reputatieschade en om alle onrechtmatige uitlatingen over Taalhorizon te verwijderen van Facebook. De kantonrechter wijst de vorderingen van Taalhorizon af en veroordeelt Taalhorizon daarbij in de proceskosten.

4.3.
Het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, brengt mee dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende tweede lid van artikel 8 en artikel 10 EVRM. Deze toetsing dient in één keer te geschieden. Wat betreft de bij de afweging in aanmerking te nemen omstandigheden, zijn in de (Europese) rechtspraak een aantal gezichtspunten ontwikkeld, zoals:
a - het doel van de berichten;
b - de ernst van de beweerdelijke misstand die aan de kaak wordt gesteld;
c - de inkleding van de berichten;
d - de mate waarin de berichten steun vinden in de feiten;
e - de ernst van de te verwachten gevolgen.

4.11.
Door Taalhorizon is onvoldoende onderbouwd op welke wijze deze bewoordingen ernstige gevolgen hebben gehad voor haar beroepsuitoefening en een negatief effect hebben gehad op haar imago. Dit geldt temeer nu Taalhorizon geen lessen meer aanbiedt, het keurmerk van Blik op Werk is ingetrokken en in de media bekend is geworden dat Taalhorizon onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek. Ook is niet voldoende gebleken dat Taalhorizon als gevolg van die bewoordingen tot stilstand is gekomen. Zo betoogt Taalhorizon zelf dat het keurmerk is ingetrokken op grond van administratieve overwegingen en niet als gevolg van de uitlatingen door [gedaagde]. Tevens is ter zitting ter sprake gekomen en door Taalhorizon bevestigd dat het onderzoek van de Inspectie SZW naar Shaker ziet op de periode 2016 tot en met heden. De schijnwerpers zijn dus voor een langere periode op Shaker en ‘zijn’ taalscholen, waaronder later Taalhorizon, gericht. Gezien het voorgaande is de ernst van de te verwachten gevolgen van de uitlatingen van [gedaagde] voor Taalhorizon in sterke mate gerelativeerd en/of in onvoldoende mate door Taalhorizon aangetoond.

4.12.
Alle voornoemde omstandigheden afwegend, was er in de onderhavige zaak geen sprake van een (dreigende) serieuze aantasting van het recht op bescherming van de eer en goede naam van Taalhorizon door het plaatsen van enkele berichten op Facebook door [gedaagde]. Het recht op vrijheid van meningsuiting dient in deze zaak dan ook zwaarder te wegen. De vorderingen van Taalhorizon zullen dan ook worden afgewezen.