Gepubliceerd op dinsdag 18 oktober 2022
IT 4120
Rechtbank Oost-Brabant ||
12 okt 2022
Rechtbank Oost-Brabant 12 okt 2022, IT 4120; ECLI:NL:RBOBR:2022:4461 (Eiser tegen gedaagde), https://www.itenrecht.nl/artikelen/gedaagde-hoeft-artikel-over-woning-niet-te-verwijderen

Gedaagde hoeft artikel over woning niet te verwijderen

Vzr. Rb Oost-Brabant 12 oktober 2022, IT 4120; ECLI:NL:RBOBR:2022:4461 (Eiser tegen gedaagde) Eiser is directeur en oprichter van Prijsvrij vakanties. Hij heeft een woning gekocht en is voornemens een nieuwe woning te laten bouwen op het perceel. Het herenhuis dat er stond, heeft hij laten slopen. Gedaagde is freelance journalist en fotograaf. Hij heeft een artikel geplaatst op een website waarin hij schrijft dat het niet wil vlotten met het nieuwbouwhuis van eiser. Eiser stelt dat gedaagde met het artikel inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van eiser en dat zijn goede naam en eer worden aangetast. Daarnaast zou gedaagde met het gebruik van de afbeelding van de nieuwbouwwoning inbreuk maken op het auteursrecht van eiser op die afbeelding. Gedaagde past het artikel aan en verwijderd de foto. Eiser vordert bij kort geding gedaagde te verplichten het artikel te verwijderen en een rectificatie te plaatsen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af omdat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.

4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt die belangenafweging, voor zover al sprake zou zijn van een inbreuk op het grondrecht van [eiser] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, in het nadeel van [eiser] uit. Daarbij geldt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het artikel feitelijke onjuistheden bevat en/of vanwege de gekozen bewoordingen onnodig denigrerend of schadelijk is voor de reputatie van [eiser] . De voorzieningenrechter zal dat aan hand van de tekst van de door [eiser] gewraakte passages van het artikel nader toelichten. 

4.6. Slotsom is dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] met het publiceren van het artikel op zijn website een onrechtmatige daad pleegt jegens [eiser] in de zin van artikel 6:162 BW. Voor zover [gedaagde] met zijn publicatie al inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] , weegt het recht van [gedaagde] om zich vrijelijk te kunnen uiten zwaarder dan het belang van [eiser] om tegen die inbreuk beschermd te worden. Dat betekent dat geen grond bestaat om [gedaagde] te veroordelen om het artikel, of delen daarvan, van zijn website te verwijderen. Uiteraard bestaat dan evenmin grond om [gedaagde] te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Al hetgeen [eiser] voor het overige – voor zover hiervoor niet reeds besproken - nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.