10 sep 2025
Besluit over vaststelling toezichtsvergoeding TikTok nietig

Gerecht EU 10 september 2025, IT 4949; ECLI:EU:T:2025:843 (TikTok Technology Ltd tegen Europese Commissie). TikTok Technology Ltd (hierna: TikTok) vordert door haar beroep op artikel 263 VWEU een nietigverklaring van uitvoeringsbesluit C92023) 8173 final van de Europese Commissie van 27 november 2023 tot vaststelling van de toezichtsvergoeding die voor TikTok geldt krachtens artikel 43, lid 3, van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad (hierna: het bestreden besluit). Overeenkomstig artikel 43 van de digitaledienstenverordening brengt de Commissie aanbieders van zeer grote onlineplatforms (hierna: „ZGOP’s”) en van zeer grote onlinezoekmachines (hierna: „ZGOZ’s”) een jaarlijkse toezichtsvergoeding in rekening voor elke dienst waarvoor zij zijn aangewezen krachtens artikel 33. Die vergoeding wordt vastgesteld middels een uitvoeringshandeling en is bestemd om de geraamde kosten te dekken die de Commissie maakt in verband met haar toezichtstaken uit hoofde van de digitaledienstenverordening. Overeenkomstig artikel 43, lid 4, van deze verordening stelt de Commissie die vergoeding vast volgens de methode die zij heeft vastgesteld in een gedelegeerde handeling, met inachtneming van de beginselen die zijn neergelegd in artikel 43, lid 5, van die verordening. TikTok voert vijf middelen aan, waarvan de eerste is ontleend aan een schending van artikel 43, lid 5, onder b), van de digitaledienstenverordening en, bij wege van exceptie, aan de onwettigheid van artikel 4, lid 2, van gedelegeerde verordening 2023/1127. Dit valt uiteen in vijf onderdelen. Ten eerste, het gebruik van de gemeenschappelijke methode is niet rechtmatig, ten tweede, schending van artikel 43, lid 5, onder b), van de digitaledienstenverordening, gelezen in samenhang met artikel 3, eerste alinea, onder p), van de digitaledienstenverordening, betreffende de wettelijke definitie van het GAMAA, ten derde, de methode die in het bestreden besluit is gebruikt om het GAMAA te ramen behandelt de platforms discriminatoir, ten vierde, noch artikel 43 van de digitaledienstenverordening noch artikel 4, lid 2, van gedelegeerde verordening 2023/1127 vormt een rechtsgrondslag voor de vaststelling van een methode voor de berekening van het GAMAA in een uitvoeringshandeling, en ten vijfde, aanvoering van een exceptie van onwettigheid met betrekking tot artikel 4, lid 2, van gedelegeerde verordening 2023/1127.
Het Gerecht oordeelt als volgt. Uit een contextuele en systematische uitlegging van de relevante bepalingen van de digitaledienstenverordening blijkt dat artikel 43 van die verordening weliswaar niet uitdrukkelijk refereert aan de in artikel 33 ervan genoemde methode, maar dat het een expliciet verband legt tussen de methode voor de vaststelling van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen, die alleen via een gedelegeerde handeling kan worden vastgesteld, en het GAMAA van de aangewezen diensten aan de hand waarvan de vergoedingen moeten worden vastgesteld. Bijgevolg is de methode voor de berekening van het GAMAA een wezenlijk onderdeel van de vaststelling van de toezichtsvergoeding en moet zij als een essentieel en onontbeerlijk onderdeel daarvan worden beschouwd. Aangezien het GAMAA zowel een essentieel onderdeel van de methode voor de vaststelling van de toezichtsvergoeding is, als een begrip dat in de gehele digitaledienstenverordening uniform en coherent moet worden opgevat (zie r.o. 36) volgt derhalve uit artikel 43, lid 3, van de digitaledienstenverordening, gelezen in samenhang met artikel 33, lid 3, van die verordening, dat de Commissie artikel 43, leden 3 tot en met 5, en artikel 87 van de digitaledienstenverordening heeft geschonden door de methode voor de berekening van het GAMAA in een uitvoeringshandeling en niet in een gedelegeerde handeling vast te stellen. Uitvoeringsbesluit C(2023) 8173 final van de Europese Commissie van 27 november 2023 tot vaststelling van de toezichtsvergoeding die voor TikTok geldt krachtens artikel 43, lid 3, van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad, wordt nietig verklaard. De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.
65. Bijgevolg zou de afwijzing van het verzoek om handhaving van de gevolgen van het bestreden besluit afbreuk kunnen doen aan de rechtszekerheid en aan de correcte uitvoering van de toezichthoudende taken waarmee de digitaledienstenverordening de Commissie belast.
66. In die omstandigheden moeten de gevolgen van het bestreden besluit worden gehandhaafd totdat de maatregelen zijn genomen die nodig zijn ter uitvoering van het onderhavige arrest, en dit binnen een redelijke termijn van ten hoogste twaalf maanden vanaf de dag waarop het onderhavige arrest onherroepelijk wordt.