4 feb 2020
Inzage politiegegevens: Wpg gaat voor op AVG bij zorgtaak politie

Rb. Amsterdam 4 februari 2020, IT 4940; ECLI:NL:RBAMS:2020:3786 (Eiseres tegen de korpschef van politie). Eiseres verzoekt de politie om inzage in alle over haar geregistreerde persoonsgegevens, gebaseerd op de AVG. Ze wil weten welke gegevens er zijn, het doel van gebruik, aan wie ze zijn verstrekt, hoe ze worden beveiligd, de herkomst, de opslagduur en of er automatische besluitvorming plaatsvindt. Ze vraagt ook om inzage in verslagstukken van gesprekken met de wijkagent. De korpschef interpreteert het verzoek echter als een inzageverzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) en verstrekt een overzicht van alle registraties in het Bedrijfsprocessensysteem van de politie. Oudere gegevens zijn verwijderd of beperkt raadpleegbaar, en communicatie met derden zoals de GGD vindt plaats op basis van art. 20 Wpg en het convenant Zorg en Overlast. Er is geen sprake van automatische besluitvorming en er zijn passende beveiligingsmaatregelen getroffen.
De rechtbank oordeelt dat de Wpg de juiste wettelijke grondslag vormt voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van zowel de handhavings- als de zorgtaak van de politie, en dat de AVG hierin niet primair geldt. De Wpg fungeert als lex specialis ten opzichte van de AVG, ook voor gegevensuitwisseling met derden. Het verstrekte overzicht is volledig en de politie heeft derden niet op de hoogte gesteld van het inzageverzoek. Klachten over de inhoud of mogelijke discriminatie van registraties kunnen via een rectificatieverzoek (art. 28 Wpg) worden ingediend. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, waarmee duidelijk is dat inzageverzoeken over de zorgtaak van de politie volledig via de Wpg verlopen.
8.2.
In april 2016 werd (tegelijk met de AVG) EU-richtlijn 2016/6803 aangenomen. Deze richtlijn reguleert persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële activiteiten. In Nederland is deze richtlijn 2016/680 geïmplementeerd door aanpassing van (onder andere) de Wpg. In de Memorie van Toelichting (MvT)4 bij de aanpassing van de Wpg is uiteengezet waarom deze zorgtaak onder de reikwijdte van de Wpg valt. In de MvT staat daarover het volgende:
“De hulpverleningstaak, die thans ook onder de reikwijdte van de Wpg valt, vormt onderdeel van de politietaak. Deze taak moet worden gezien in samenhang met de opdracht aan de politie de rechtsorde te handhaven, en de daaruit voortvloeiende aanwezigheid en bereikbaarheid van de politie en het vertrouwen dat de burgerij in de politie pleegt te stellen (Kamerstukken 1991/92, 22 562, nr. 3, blz. 34). Dit houdt verband met het feit dat de hulpverlening in de praktijk niet goed is te onderscheiden van de andere onderdelen van de politietaak. Zo kan de vermissing van een persoon nauwe raakvlakken hebben met een strafbaar feit en kan juist het onderling met elkaar in verband brengen van gegevens, die de politie in het kader van de verschillende activiteiten ter kennis zijn gekomen, bijdragen een aan goede uitvoering van de politietaak (Kamerstukken II 30 327, nr. 3, blz. 39). Aldus betreft de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de hulpverleningstaak eveneens activiteiten van de politie waarbij vooraf niet bekend is of een voorval al dan niet een strafbaar feit is, en ligt het mede in het licht van de eergenoemde overweging 12 van de richtlijn in de rede om deze taak als onderdeel van de politietaak onder de reikwijdte van de richtlijn te vatten.”.
8.3.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat niet de AVG maar de Wpg de wettelijke grondslag biedt voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de zorgtaak van de politie. Daarmee is de Wpg een lex specialis ten opzichte van de AVG. Dat betekent dat als het om de zorgtaak van de politie gaat, de Wpg derogeert aan de AVG. Voor het stellen van prejudiciële vragen ziet de rechtbank geen aanleiding.