Gepubliceerd op dinsdag 13 december 2022
IT 4178
Gerechtshof Amsterdam ||
13 dec 2022
Gerechtshof Amsterdam 13 dec 2022, IT 4178; ECLI:NL:GHAMS:2022:3522 (Roddelpraat), https://www.itenrecht.nl/artikelen/uitzending-roddelpraat-terecht-offline-gehaald

Uitzending Roddelpraat terecht offline gehaald

Hof Amsterdam 13 december 2022, IEF 21144, IT 4178; ECLI:NL:GHAMS:2022:3522 (Roddelpraat) [IEF 20600]. Het gaat in dit kort geding om een conflict over een uitzending van Roddelpraat, die een veel bekeken programma op een juicekanaal maakt. In die uitzending wordt een rap afgespeeld van A, die bekend is als muzikant en influencer. De makers van Roddelpraat hebben vervolgens een deel van de uitzending besteed aan het bespreken van de tekst daarvan. Daarbij hebben zij een lezing van die tekst besproken die erop neerkomt dat een andere bekende Nederlander grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond tegenover A. De voorzieningenrechter heeft Roddelpraat bevolen de uitzending offline te halen. Roddelpraat heeft daartegen hoger beroep ingesteld, vooral omdat hij beschikt over nieuw bewijsmateriaal waaruit zou blijken dat de rap al lang voor de uitzending openbaar gemaakt was. Het hof oordeelt dat de uitputtingsleer niet van toepassing is op het onderhavige geschil. Ook Roddelpraats argument dat er sprake is van een parodie gaat niet op.

Roddelpraat heeft zich er verder op beroepen dat hij de diss track mocht gebruiken omdat dit gerechtvaardigd was ten behoeve van zijn berichtgeving over een actuele gebeurtenis, te weten de Me-too problematiek. Ook de uitzondering van vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid gaat volgens het hof niet op. Het laten horen van de diss track niet nodig was om een dergelijke mogelijke misstand aan de orde te stellen. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat de uitzending inbreuk maakte op de auteursrechten van A.

Verder meent Roddelpraat dat de afweging van het recht op privacy tegen de vrijheid van meningsuiting in zijn voordeel uit moet vallen. Het hof oordeelt dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van A. De uitzending was onrechtmatig jegens A en de inbreuk op het auteursrecht was niet gerechtvaardigd. Al Roddelpraats grieven falen.

3.7. Ook indien zou worden aangenomen dat [A] de diss track vóór de uitzending door Roddelpraat zelf openbaar gemaakt heeft door deze bij een optreden te laten horen, is daarmee het recht van [A] om zich als maker te verzetten tegen integrale uitzending door Roddelpraat op zijn YouTube-kanaal immers niet komen te vervallen. Vast staat dat Roddelpraat geen licentie of toestemming van [A] gekregen had. Dat betekent dat Roddelpraat in beginsel die diss track niet mocht uitzenden en door dat wel te doen inbreuk heeft gemaakt op [A] ’s auteursrecht. De uitputtingsleer waarop Roddelpraat zich beroept, die meebrengt dat de auteur bijvoorbeeld niet kan voorkomen dat een eenmaal in beperkte kring verspreid exemplaar van een boek aan anderen wordt doorgegeven, is niet van toepassing op een uitzending als de onderhavige.

3.10. De parodie-exceptie van art. 18b Aw is niet toepasselijk, omdat niet valt in te zien in welk opzicht de uitzending een parodie vormt. Dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] grappen maken en lachen en zich onverbloemd uitdrukken maakt de uitzending nog geen parodie. Of het algemene concept van het programma gezien kan worden als een parodie op andere (televisie)programma’s over shownieuws doet niet ter zake, het komt aan op deze uitzending in relatie tot het gebruikte werk van [A] . Ook Roddelpraat zelf vindt overigens kennelijk niet dat hier geparodieerd wordt. Hij benadrukt immers dat hij een misstand aan de kaak wilde stellen, te weten seksueel grensoverschrijdend gedrag in afhankelijkheidsrelaties (Me-too), in het bijzonder in het licht van de toen (en nog steeds) maatschappelijk in de belangstelling staande onthullingen aangaande de gang van zaken rond het televisieprogramma TVOH. Hij benadrukt dat deze misstand zeer ernstig is en aandacht behoeft. In welk opzicht de uitzending in kwestie een parodie is, en op wat dan precies, heeft hij niet toegelicht. Hij stelt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] die aandacht op eigen, borrelpraat-achtige wijze inkleden, maar dat is niet hetzelfde als een parodie.

3.12.1. Roddelpraat heeft zich erop beroepen dat hij de diss track mocht gebruiken omdat dit gerechtvaardigd was ten behoeve van zijn berichtgeving over een actuele gebeurtenis. Uit de genoemde rechtspraak blijkt dat het begrip 'actuele gebeurtenis' volgens het HvJEU betekent: een gebeurtenis waarbij het publiek op het moment dat verslag ervan wordt gedaan belang heeft om daarover te worden geïnformeerd (arrest Spiegel Online, punt 67). Ten tijde van de uitzending waren de verdenkingen van Me-too problematiek rond het programma TVOH en de rol daarin van [C] actueel in die zin en zou daarin berichtgeving over eerder grensoverschrijdend gedrag van [C] jegens [A] op zichzelf inderdaad kunnen passen. Maar die omstandigheid rechtvaardigde niet om, zoals Roddelpraat heeft gedaan, de diss track in zijn geheel uit te zenden terwijl die geen feitelijke informatie bevatte over het genoemde gedrag en niet gebleken is dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beschikten over enige andere aanwijzing voor zulk gedrag dan hun eigen interpretatie van die track, en zonder dat zij ter zake voorafgaand aan de uitzending navraag hadden gedaan bij [A] . (vgl. ook arresten EHRM Flux-Moldavië (no.6, 27 november 2007) en Timpul (29 juli 2008)). Dat [appellant sub 2] van iemand een gerucht over misbruik zou hebben gehoord (zie 2.11) maakt dat niet anders. Elke nadere concretisering ontbreekt immers en [A] heeft gesteld en onderbouwd dat zij een dergelijk gerucht al veel eerder had ontkend. 

3.12.2. Ook voor zover uitzending van de diss track in verband is gebracht (zie het bestreden vonnis, rov. 4.16) met een (verondersteld) verzwijgen door [A] van grensoverschrijdend gedrag jegens haar (al of niet omdat zij daarvoor geld had gekregen of haar carrière niet in de waagschaal wilde stellen), biedt dat geen rechtvaardiging voor het uitzenden ervan. De diss track bevat immers geen enkele aanwijzing in de richting dat [A] zwijgt over misbruik en/of dat zij daarvoor de bedoelde redenen zou hebben.

3.17. Dat [A] nadeel zou ondervinden van de uitzending was voorzienbaar. De publicatie van haar track, met de niet terechte duiding dat zij de track bedoeld had als beschuldiging tegen [C] wegens seksueel misbruik, stelde haar zonder reden in een ongunstig daglicht. Een (verondersteld) niet naar voren komen als slachtoffer kan, in de Me-too context in het algemeen en rond het TVOH-schandaal in het bijzonder, worden gezien als laf en fout gedrag, zeker als het gaat om ontkenning van plaatsgevonden misbruik voor eigen gewin. 

3.18. De op zichzelf vaststaande omstandigheid dat [A] een publieke figuur is die zelf de media niet schuwt, is niet voldoende om dit soort beschadigende uitingen te rechtvaardigen. Dat [A] daarvan nadeel heeft ondervonden in de vorm van (online) beledigingen is ook aannemelijk gemaakt. 

3.19. De afweging valt daarom uit in het voordeel van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [A] . De uitzending was onrechtmatig jegens [A] en de inbreuk op het auteursrecht was niet gerechtvaardigd.